Zoek woord den Weg zeigen heeft 2 resultaten
Ga naar
DE Duits NL Nederlands
den Weg zeigen [Richtung] de weg wijzen [Richtung]
den Weg zeigen (v) [Richtung] de weg wijzen (v) [Richtung]

DE NL Vertalingen voor den

den [Relativpron. - Objekt - Sing.] dat [Relativpron. - Objekt - Sing.]
den (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.] dat (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.]
den [Relativpron. - Objekt - Sing.] die [Relativpron. - Objekt - Sing.]
den (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.] die (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.]
den [Relativpron. - dir. Obj. - Sing.] die [Relativpron. - dir. Obj. - Sing.]
den (o) [Relativpron. - dir. Obj. - Sing.] die (o) [Relativpron. - dir. Obj. - Sing.]
den [Relativpron. - dir. Obj. - Sing.] wie [Relativpron. - dir. Obj. - Sing.]
den (o) [Relativpron. - dir. Obj. - Sing.] wie (o) [Relativpron. - dir. Obj. - Sing.]
den [Relativpron. - Objekt - Sing.] welke [Relativpron. - Objekt - Sing.]
den (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.] welke (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.]

DE NL Vertalingen voor weg

Weg (n) [befestigte] {m} weg (n) {m} [befestigte]
Weg (n) [Richtung] {m} weg (n) {m} [Richtung]
Weg (n) [Verkehr] {m} weg (n) {m} [Verkehr]
Weg (n) [allgemein] {m} weg (n) {m} [allgemein]
Weg [Verkehr] {m} baan {m} [Verkehr]
Weg (n) [Verkehr] {m} baan (n) {m} [Verkehr]
Weg (n) [a way for travel] {m} baan (n) {m} [a way for travel]
Weg [Richtung] {m} weg {m} [Richtung]
Weg [Verkehr] {m} weg {m} [Verkehr]
Weg (n) [a way for travel] {m} weg (n) {m} [a way for travel]

DE NL Vertalingen voor zeigen

zeigen (v) tonen (v) {n}
zeigen (v) [Finger] wijzen (v) [Finger]
zeigen (v) [Richtung] wijzen (v) [Richtung]
zeigen (v) [an den Tag legen] tonen (v) {n} [an den Tag legen]
zeigen (v) [Andeutung] tonen (v) {n} [Andeutung]
zeigen (v) [Gefühl] tonen (v) {n} [Gefühl]
zeigen (v) [Gegenstand] tonen (v) {n} [Gegenstand]
zeigen (v) [Show] tonen (v) {n} [Show]
zeigen (v) [Kaufhaus] tonen (v) {n} [Kaufhaus]
zeigen (v) [Richtung] tonen (v) {n} [Richtung]

Duits Nederlands vertalingen