Zoek woord verlegen heeft 58 resultaten
NL Nederlands DE Duits
verlegen (adj v n) [bashful, shy] verlegen (adj v n) [bashful, shy]
verlegen (adj v n) [bashful, shy] keusch (adj v n) [bashful, shy]
verlegen (a) [gedrag] verschämt (a) [gedrag]
verlegen (adj v n) [archaic: quiet, reserved, modest] verschämt (adj v n) [archaic: quiet, reserved, modest]
verlegen (a) [gedrag] geniert (a) [gedrag]
NL Nederlands DE Duits
verlegen (a) [gedrag] verwirrt (a) [gedrag]
verlegen (o) [lachen] verlegen (o) [lachen]
verlegen (adj) [inclined to avoid notice] verlegen (adj) [inclined to avoid notice]
verlegen (a) [gedrag] verlegen (a) [gedrag]
verlegen (adj v n) [embarrassed] verlegen (adj v n) [embarrassed]
verlegen (adj) [embarrassed] verlegen (adj) [embarrassed]
verlegen (adj v n) [archaic: quiet, reserved, modest] zurückhaltend (adj v n) [archaic: quiet, reserved, modest]
verlegen (adj) [inclined to avoid notice] schüchtern (adj) [inclined to avoid notice]
verlegen (a) [gedrag] schüchtern (a) [gedrag]
verlegen (adj v n) [easily frightened] schüchtern (adj v n) [easily frightened]
verlegen (adj v n) [archaic: quiet, reserved, modest] schüchtern (adj v n) [archaic: quiet, reserved, modest]
verlegen (adj) [inclined to avoid notice] scheu (adj) [inclined to avoid notice]
verlegen (a) [gedrag] scheu (a) [gedrag]
verlegen (adj v n) [easily frightened] scheu (adj v n) [easily frightened]
verlegen (a) [gedrag] menschenscheu (a) [gedrag]
verlegen (adj) [embarrassed] beschämt (adj) [embarrassed]
verlegen (a) [gedrag] zurückhaltend (a) [gedrag]
DE Duits NL Nederlands
verlegen (v) [Gegenstände] op de verkeerde plaats leggen (v) [Gegenstände]
verlegen (adj) [inclined to avoid notice] timide (adj) [inclined to avoid notice]
verlegen [Benehmen] bedeesd [Benehmen]
verlegen (a) [Benehmen] bedeesd (a) [Benehmen]
verlegen (adj v n) [bashful, shy] bedeesd (adj v n) [bashful, shy]
verlegen (adj v n) [embarrassed] bedeesd (adj v n) [embarrassed]
verlegen [allgemein] zoekmaken [allgemein]
verlegen (v) [allgemein] zoekmaken (v) [allgemein]
verlegen [Gegenstände] op de verkeerde plaats leggen [Gegenstände]
verlegen (adj v n) [bashful, shy] timide (adj v n) [bashful, shy]
verlegen [Gegenstände] op de verkeerde plaats zetten [Gegenstände]
verlegen (v) [Gegenstände] op de verkeerde plaats zetten (v) [Gegenstände]
verlegen [Gegenstände] verkeerd wegzetten [Gegenstände]
verlegen (v) [Gegenstände] verkeerd wegzetten (v) [Gegenstände]
verlegen [lachen] schaapachtig [lachen]
verlegen (o) [lachen] schaapachtig (o) [lachen]
verlegen (adj) [embarrassed] in verlegenheid (adj) [embarrassed] (adj)
verlegen (adj) [embarrassed] op zijn neus kijkend (adj) [embarrassed] (adj)
verlegen (adj v n) [bashful, shy] verlegen (adj v n) [bashful, shy]
verlegen [Benehmen] beschaamd [Benehmen]
verlegen (a) [Benehmen] beschaamd (a) [Benehmen]
verlegen (adj) [embarrassed] beschaamd (adj) [embarrassed]
verlegen (adj v n) [embarrassed] beschroomd (adj v n) [embarrassed]
verlegen [Benehmen] schuchter [Benehmen]
verlegen (a) [Benehmen] schuchter (a) [Benehmen]
verlegen [Benehmen] verlegen [Benehmen]
verlegen (a) [Benehmen] verlegen (a) [Benehmen]
verlegen (adj) [embarrassed] beteuterd (adj) [embarrassed]
verlegen (adj) [embarrassed] verlegen (adj) [embarrassed]
verlegen (adj v n) [embarrassed] verlegen (adj v n) [embarrassed]
verlegen (adj) [inclined to avoid notice] verlegen (adj) [inclined to avoid notice]
verlegen [lachen] verlegen [lachen]
verlegen (o) [lachen] verlegen (o) [lachen]
verlegen (adj) [Having a feeling of shameful discomfort] verlegenheid (adj) {f} [Having a feeling of shameful discomfort]
verlegen [Benehmen] timide [Benehmen]
verlegen (a) [Benehmen] timide (a) [Benehmen]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor verlegen NL Vertalingen
ableiten [wegleiten] deduceren
pumpen [wegleiten] pompen
ablenken [wegleiten] verleggen
abführen [wegleiten] wegdragen
ablassen [wegleiten] stoppen {n}
umleiten [wegleiten] verleggen
wegführen [wegleiten] wegdragen
verschieben [hinausschieben] verschuiven
aussetzen [hinausschieben] blootstellen aan
verlangsamen [hinausschieben] (sich afremmen {n}
säumen [hinausschieben] grenzen aan
hinauszögern [hinausschieben] opschorten
aufschieben [hinausschieben] verdagen
hinausziehen [hinausschieben] rekken
hinschleppen [hinausschieben] (sich aanhouden {n}
prolongieren [hinausschieben] uitspinnen
vertreiben [des Landes verweisen] uitdelen
ausschließen [des Landes verweisen] buitensluiten
ausweisen [des Landes verweisen] uitwijzen
verbannen [des Landes verweisen] uitwijzen