Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / Z / zu Grunde gehen

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor zu Grunde gehen

Zoek woord zu Grunde gehen heeft 8 resultaten
Ga naar Duits » Nederlands
DE Duits NL Nederlands
zu Grunde gehen [Gesellschaft] op de fles gaan [Gesellschaft]
zu Grunde gehen (v) [Gesellschaft] op de fles gaan (v) [Gesellschaft]
zu Grunde gehen [Gesellschaft] springen {n} [Gesellschaft]
zu Grunde gehen (v) [Gesellschaft] springen (v) {n} [Gesellschaft]
zu Grunde gehen [Gesellschaft] ten onder gaan [Gesellschaft]
DE Duits NL Nederlands
zu Grunde gehen (v) [Gesellschaft] ten onder gaan (v) [Gesellschaft]
zu Grunde gehen [Gesellschaft] ineenstorten [Gesellschaft]
zu Grunde gehen (v) [Gesellschaft] ineenstorten (v) [Gesellschaft]

DE NL Vertalingen voor zu

zu (n) [in Richtung auf] te (n) [in Richtung auf]
zu (o) [Grad] te (o) [Grad]
zu [Grad] te [Grad]
zu (particle prep adv) [infinitive-marker] te (particle prep adv) [infinitive-marker]
zu (adv) [more than enough; ''as too much''] te (adv) [more than enough; ''as too much'']
zu [Grad] te zeer [Grad]
zu (o) [Grad] te zeer (o) [Grad]
zu [Richtung] naar [Richtung]
zu (o) [Richtung] naar (o) [Richtung]
zu (prep adj) [in the direction of] naar (prep adj) [in the direction of]

DE NL Vertalingen voor gehen

gehen (v) [Teig] rijzen (v) [Teig]
gehen (v) gaan (v)
gehen (v) [Abfahrt] gaan (v) [Abfahrt]
gehen (v) [körperliche Tätigkeit] gaan (v) [körperliche Tätigkeit]
gehen (v) [allgemein] gaan (v) [allgemein]
gehen (v) [körperliche Tätigkeit] lopen (v) {n} [körperliche Tätigkeit]
gehen (v) [viel gekauft werden] lopen (v) {n} [viel gekauft werden]
gehen (v) lopen (v) {n}
gehen (v) [schreiten] lopen (v) {n} [schreiten]
gehen (v) [Abfahrt] vertrekken (v) {n} [Abfahrt]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor zu grunde gehen NL Vertalingen
brechen [kaputtgehen] breken {n}
zerfallen [kaputtgehen] tot stof vergaan
springen [kaputtgehen] opspringen
eintreffen [kaputtgehen] arriveren
zerbrechen [kaputtgehen] kapot gaan
abfallen [kaputtgehen] in de steek laten {n}
platzen [kaputtgehen] openbarsten
untergehen [kaputtgehen] ondergaan
bersten [kaputtgehen] bersten
splittern [kaputtgehen] versplinteren
zerren [kaputtgehen] trekken {n}
herunterkommen [kaputtgehen] afdalen
kaputtgehen [kaputtgehen] kapot gaan
in Stücke zerfallen [kaputtgehen] uit elkaar vallen {n}
verrosten [kaputtgehen] oxideren
modern [verderben] vergaan
zerstören [verderben] ruïneren
verlegen [verderben] schaapachtig
verderben [verderben] verbruien
dämpfen [verderben] stomen {n}