Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / V / verloren gehen

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor verloren gehen

Zoek woord verloren gehen heeft 10 resultaten
Ga naar Duits » Nederlands
DE Duits NL Nederlands
verloren gehen [Existenz] tenietgaan [Existenz]
verloren gehen (v) [Existenz] tenietgaan (v) [Existenz]
verloren gehen [Existenz] verdwijnen [Existenz]
verloren gehen (v) [Existenz] verdwijnen (v) [Existenz]
verloren gehen [Existenz] ophouden te bestaan [Existenz]
DE Duits NL Nederlands
verloren gehen (v) [Existenz] ophouden te bestaan (v) [Existenz]
verloren gehen [Existenz] teloorgaan [Existenz] (literature)
verloren gehen (v) [Existenz] teloorgaan (v) [Existenz] (literature)
verloren gehen [Existenz] verloren gaan [Existenz]
verloren gehen (v) [Existenz] verloren gaan (v) [Existenz]

DE NL Vertalingen voor verloren

verloren [allgemein] verloren [allgemein]
verloren (a) [allgemein] verloren (a) [allgemein]
verloren [allgemein] zoekgeraakt [allgemein]
verloren (a) [allgemein] zoekgeraakt (a) [allgemein]

DE NL Vertalingen voor gehen

gehen (v) [Teig] rijzen (v) [Teig]
gehen (v) gaan (v)
gehen (v) [Abfahrt] gaan (v) [Abfahrt]
gehen (v) [körperliche Tätigkeit] gaan (v) [körperliche Tätigkeit]
gehen (v) [allgemein] gaan (v) [allgemein]
gehen (v) [körperliche Tätigkeit] lopen (v) {n} [körperliche Tätigkeit]
gehen (v) [viel gekauft werden] lopen (v) {n} [viel gekauft werden]
gehen (v) lopen (v) {n}
gehen (v) [schreiten] lopen (v) {n} [schreiten]
gehen (v) [Abfahrt] vertrekken (v) {n} [Abfahrt]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor verloren gehen NL Vertalingen
verschwinden [verloren gehen] verdwijnen
absacken [verloren gehen] verminderen
wegkommen [verloren gehen] weggaan {n}
sich lösen [verloren gehen] loskomen
verlieren [abhanden kommen] verliezen
sinken [absacken] ondergaan
zerfallen [absacken] tot stof vergaan
absterben [absacken] niet meer werken
abfallen [absacken] in de steek laten {n}
untergehen [absacken] ondergaan
versinken [absacken] verzinken
zusammenbrechen [absacken] doorslaan
absteigen [absacken] afspringen
abstürzen [absacken] verongelukken
verrotten [absacken] verrotten
entschwinden [absacken] verdwijnen
auseinander fallen [absacken] in brokken uit elkaar vallen
sich auflösen [absacken] verdampen {n}
sich senken [absacken] wegzakken {n}
lösen [sich lösen] (sich losknopen