Zoek woord losmaken van de riem heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
losmaken van de riem (v) [hond] von der Leine lassen (v) [hond]

NL DE Vertalingen voor losmaken

losmaken (v) [bevrijden] befreien (v) [bevrijden]
losmaken (v) [algemeen] abgehen (v) [algemeen]
losmaken (v) [knoop] lösen (v) [knoop] (sich)
losmaken (v) [to unfasten] lösen (v) [to unfasten] (sich)
losmaken (v) [knoop] auflösen (v) [knoop]
losmaken (v) [algemeen] abtrennen (v) [algemeen]
losmaken (v) [to unfasten] öffnen (v) [to unfasten]
losmaken (v) [algemeen] aufbinden (v) [algemeen]
losmaken (v) [knoop] aufbinden (v) [knoop]
losmaken (v) [algemeen] losbinden (v) [algemeen]

NL DE Vertalingen voor van

van (o) [algemeen] zu (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] für (o) [algemeen]
van (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] vor (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of]
van (v prep) [be the property of] gehören (v prep) [be the property of]
van (o) [boeken] durch (o) [boeken]
van (n) von (n)
van (o) [bezit] von (o) [bezit]
van (o) [boeken] von (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] von (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] von (o) [plaats]

NL DE Vertalingen voor de

de (article adv) [article] das (article adv) [article]
de (o) [bepaald lidwoord] das (o) [bepaald lidwoord]
de (adj v) [permitted to] fähig (adj v) [permitted to]
de (article adv) [article] der (article adv) [article]
de (o) [bepaald lidwoord] der (o) [bepaald lidwoord]
de (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] der (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
de (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] der (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class]
de (article adv) [article] die (article adv) [article]
de (o) [bepaald lidwoord] die (o) [bepaald lidwoord]
de (pronoun determiner) [the individual or group spoken/written to] du (pronoun determiner) [the individual or group spoken/written to]

NL DE Vertalingen voor riem

riem (n) [hond] {m} Leine (n) {f} [hond]
riem (n v) [a long, narrow, pliable strip of leather, cloth, or the like] {m} Riemen (n v) {m} [a long, narrow, pliable strip of leather, cloth, or the like]
riem (n) [algemeen] {m} Riemen (n) {m} [algemeen]
riem (n v) [band used in a machine to help transfer motion or power] {m} Riemen (n v) {m} [band used in a machine to help transfer motion or power]
riem (n) [materiaal] {m} Riemen (n) {m} [materiaal]
riem (n v) [band used for safety purposes] {m} Gurt (n v) {m} [band used for safety purposes]
riem (n v) [band worn around the waist] {m} Gürtel (n v) {m} [band worn around the waist]
riem (n) [kleding] {m} Gürtel (n) {m} [kleding]
riem (n) [lange broek] {m} Gürtel (n) {m} [lange broek]
riem (n) [lange broek] {m} Hosengürtel (n) {m} [lange broek]