Zoek woord jemand an sein Versprechen binden heeft 2 resultaten
Ga naar

DE NL Vertalingen voor jemand

jemand (n) iemand (n)
jemand (o) [Indefinitpronomen - Fragewörter] iemand (o) [Indefinitpronomen - Fragewörter]
jemand (o) [Indefinitpronomen - Negationen] iemand (o) [Indefinitpronomen - Negationen]
jemand (o) [Indefinitpronomen - m.] iemand (o) [Indefinitpronomen - m.]
jemand [Indefinitpronomen - Fragewörter] iemand [Indefinitpronomen - Fragewörter]
jemand [Indefinitpronomen - Negationen] iemand [Indefinitpronomen - Negationen]
jemand [Indefinitpronomen - m.] iemand [Indefinitpronomen - m.]
jemand (pronoun n) [some person] iemand (pronoun n) [some person]
jemand (pronoun n) [some unspecified person] iemand (pronoun n) [some unspecified person]

DE NL Vertalingen voor an

an [Richtung] naar [Richtung]
an (o) [Richtung] naar (o) [Richtung]
an (v) [To be almost like some other thing] grenzen aan (v) [To be almost like some other thing]
an bij {m}
an op
an (adv prep adj n v) [functional] in orde (adv prep adj n v) [functional]
an (adv prep adj n v) [functional] functioneel (adv prep adj n v) [functional]

DE NL Vertalingen voor sein

Sein (n) [the state of being, existing, or occurring] {n} voorkomen (n) {n} [the state of being, existing, or occurring]
Sein [Leben] {n} zijn {n} [Leben]
Sein (n) [Leben] {n} zijn (n) {n} [Leben]
Sein [Leben] {n} bestaan {n} [Leben]
Sein (n) [Leben] {n} bestaan (n) {n} [Leben]
Sein (n) [the state of being, existing, or occurring] {n} bestaan (n) {n} [the state of being, existing, or occurring]
Sein (n conj) [the state or fact of existence] {n} bestaan (n conj) {n} [the state or fact of existence]
Sein [Leben] {n} leven {n} [Leben]
Sein (n) [Leben] {n} leven (n) {n} [Leben]

DE NL Vertalingen voor versprechen

versprechen [Omen] voorspellen {n} [Omen]
versprechen (v) [Omen] voorspellen (v) {n} [Omen]
versprechen (v) [Geheimnis] verklappen (v) [Geheimnis]
versprechen [Omen] beduiden [Omen]
versprechen (v) [Omen] beduiden (v) [Omen]
versprechen [Omen] betekenen [Omen]
versprechen (v) [Omen] betekenen (v) [Omen]
versprechen [Omen] beloven [Omen]
versprechen (v) [Omen] beloven (v) [Omen]
versprechen [Verpflichtung] beloven [Verpflichtung]

DE NL Vertalingen voor binden

binden (v) strikken (v)
binden (n v) [''transitive'' to tie or fasten tightly together, with a cord, band, ligature, chain, etc.] binden (n v) [''transitive'' to tie or fasten tightly together, with a cord, band, ligature, chain, etc.]
binden [Flüssigkeit] binden [Flüssigkeit]
binden (v) [Flüssigkeit] binden (v) [Flüssigkeit]
binden [Tau] binden [Tau]
binden (v) [Tau] binden (v) [Tau]
binden [Versprechen] binden [Versprechen]
binden (v) [Versprechen] binden (v) [Versprechen]
binden (n v) [to attach or fasten with string] binden (n v) [to attach or fasten with string]
binden [verbinden] binden [verbinden]