Zoek woord binden heeft 44 resultaten
NL Nederlands DE Duits
binden (n v) [to restrict something with a tether] beschränken (n v) [to restrict something with a tether]
binden (v) [vloeistof] abbinden (v) [vloeistof]
binden (n v) [''transitive'' to tie or fasten tightly together, with a cord, band, ligature, chain, etc.] binden (n v) [''transitive'' to tie or fasten tightly together, with a cord, band, ligature, chain, etc.]
binden (v) [belofte] binden (v) [belofte]
binden (v) [bijeenbinden] binden (v) [bijeenbinden]
NL Nederlands DE Duits
binden (v) [koord] binden (v) [koord]
binden (n v) [to attach or fasten with string] binden (n v) [to attach or fasten with string]
binden (v) [vloeistof] binden (v) [vloeistof]
binden (v) [boeken] einbinden (v) [boeken]
binden (n v) [''transitive'' connect] verbinden (n v) [''transitive'' connect]
binden (v) [bijeenbinden] verbinden (v) [bijeenbinden]
binden (v) [familie] verbinden (v) [familie]
binden (n v) [to restrict something with a tether] festmachen (n v) [to restrict something with a tether]
binden (n v) [to restrict something with a tether] anbinden (n v) [to restrict something with a tether]
binden (n v) [to restrict something with a tether] anleinen (n v) [to restrict something with a tether]
binden (n v) [''transitive'' connect] konnektieren (n v) [''transitive'' connect] (n v)
NL Synoniemen voor binden DE Vertalingen
hechten [binden] suturer
vastbinden [bevestigen] nouer
vastknopen [bevestigen] lier
kluisteren [boeien] enchaîner
verbinden [vastleggen] n connecter
verplichten [vastleggen] obliger
DE Duits NL Nederlands
binden (v) strikken (v)
binden [Tau] vastbinden [Tau]
binden (n v) [to attach or fasten with string] strikken (n v) [to attach or fasten with string]
binden (v) [verbinden] bijeenbinden (v) [verbinden]
binden [verbinden] bijeenbinden [verbinden]
binden (n v) [to attach or fasten with string] vastknopen (n v) [to attach or fasten with string]
binden (v) [Tau] vastknopen (v) [Tau]
binden [Tau] vastknopen [Tau]
binden (n v) [to attach or fasten with string] knopen (n v) [to attach or fasten with string]
binden (v) [Tau] knopen (v) [Tau]
binden [Tau] knopen [Tau]
binden (v) [verbinden] vastbinden (v) [verbinden]
binden [verbinden] vastbinden [verbinden]
binden (v) [Tau] vastbinden (v) [Tau]
binden (n v) [''transitive'' to tie or fasten tightly together, with a cord, band, ligature, chain, etc.] binden (n v) [''transitive'' to tie or fasten tightly together, with a cord, band, ligature, chain, etc.]
binden (v) [Versprechen] verbinden (v) {n} [Versprechen]
binden [Versprechen] verbinden {n} [Versprechen]
binden (v) [Flüssigkeit] dik maken (v) [Flüssigkeit]
binden [Flüssigkeit] dik maken [Flüssigkeit]
binden (v) [verbinden] binden (v) [verbinden]
binden [verbinden] binden [verbinden]
binden (n v) [to attach or fasten with string] binden (n v) [to attach or fasten with string]
binden (v) [Versprechen] binden (v) [Versprechen]
binden [Versprechen] binden [Versprechen]
binden (v) [Tau] binden (v) [Tau]
binden [Tau] binden [Tau]
binden (v) [Flüssigkeit] binden (v) [Flüssigkeit]
binden [Flüssigkeit] binden [Flüssigkeit]

Duits Nederlands vertalingen