Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / A / auf die Seite legen

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor auf die Seite legen

Zoek woord auf die Seite legen heeft 8 resultaten
Ga naar Duits » Nederlands
DE Duits NL Nederlands
auf die Seite legen [Verzögerung] opzijleggen [Verzögerung]
auf die Seite legen (v) [Verzögerung] opzijleggen (v) [Verzögerung]
auf die Seite legen [Verzögerung] op de lange baan schuiven [Verzögerung]
auf die Seite legen (v) [Verzögerung] op de lange baan schuiven (v) [Verzögerung]
auf die Seite legen [Gegenstände] terzijde zetten [Gegenstände]
DE Duits NL Nederlands
auf die Seite legen (v) [Gegenstände] terzijde zetten (v) [Gegenstände]
auf die Seite legen [Gegenstände] apart nemen [Gegenstände]
auf die Seite legen (v) [Gegenstände] apart nemen (v) [Gegenstände]

DE NL Vertalingen voor auf

auf (v) [to be immobilized by shallow water] stranden (v) [to be immobilized by shallow water]
auf [Dimension] bij {m} [Dimension]
auf (o) [Dimension] bij (o) {m} [Dimension]
auf [Dimension] op [Dimension]
auf (o) [Dimension] op (o) [Dimension]
auf [Verhältniswort] op [Verhältniswort]
auf (o) [Verhältniswort] op (o) [Verhältniswort]
auf (adv prep adj n v) [awake] op (adv prep adj n v) [awake]
auf (prep adv) [being above and in contact with another] op (prep adv) [being above and in contact with another]
auf (prep adv) [being directly supported by another] op (prep adv) [being directly supported by another]

DE NL Vertalingen voor die

die (v n) [reverse or change the order of two] verwisselen (v n) [reverse or change the order of two]
die (v n) [reverse or change the order of two] omwisselen (v n) [reverse or change the order of two]
die [Relativpron. - Objekt - Sing.] dat [Relativpron. - Objekt - Sing.]
die (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.] dat (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.]
die [Relativpron. - Subjekt - Sing.] dat [Relativpron. - Subjekt - Sing.]
die (o) [Relativpron. - Subjekt - Sing.] dat (o) [Relativpron. - Subjekt - Sing.]
die [indikatives Determinativ - sing.] dat [indikatives Determinativ - sing.]
die (a) [indikatives Determinativ - sing.] dat (a) [indikatives Determinativ - sing.]
die (pronoun adv int determiner) [nonstandard relative pronoun] dat (pronoun adv int determiner) [nonstandard relative pronoun]
die (conj determiner pronoun adv) [which] dat (conj determiner pronoun adv) [which]

DE NL Vertalingen voor seite

Seite (n) [Richtung] {f} kant (n) {m} [Richtung]
Seite (n) [Internetseite] {f} site (n) [Internetseite]
Seite (n) [Aspekt] {f} kant (n) {m} [Aspekt]
Seite (n) [Blatt] {f} kant (n) {m} [Blatt]
Seite (n) [Geometrie] {f} zijde (n) {m} [Geometrie]
Seite (n) [Blickwinkel] {f} zijde (n) {m} [Blickwinkel]
Seite (n) [bestimmte Erscheinungsform] {f} zijde (n) {m} [bestimmte Erscheinungsform]
Seite (n) [allgemein] {f} zijde (n) {m} [allgemein]
Seite (n) [Blatt] {f} zijde (n) {m} [Blatt]
Seite (n) [Anatomie] {f} zijde (n) {m} [Anatomie]

DE NL Vertalingen voor legen

legen (v) [Wind] afnemen (v) [Wind]
legen (v) [Wind] bedaren (v) [Wind]
legen [Gegenstände] zetten [Gegenstände]
legen (v) [Gegenstände] zetten (v) [Gegenstände]
legen (v n adj) [to put something down] zetten (v n adj) [to put something down]
legen [Boden] leggen {n} [Boden]
legen (v) [Boden] leggen (v) {n} [Boden]
legen [Ei] leggen {n} [Ei]
legen (v) [Ei] leggen (v) {n} [Ei]
legen [Gegenstände] leggen {n} [Gegenstände]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor auf die seite legen NL Vertalingen
rechnen [wirtschaften] rekenen {n}
einteilen [wirtschaften] indelen
sparen [wirtschaften] besparen
ersparen [wirtschaften] sparen
einsparen [wirtschaften] besnoeien
zusammenhalten [wirtschaften] samenblijven
rationieren [wirtschaften] rantsoeneren
sparsam sein [wirtschaften] spaarzaam zijn
sammeln [anhäufen] verzamelen
speichern [anhäufen] opslaan
behalten [anhäufen] intact houden
lagern [anhäufen] opslaan
konzentrieren [anhäufen] concentreren
türmen [anhäufen] ervandoor gaan
aufheben [anhäufen] oplichten
zurücklegen [anhäufen] terugleggen
horten [anhäufen] voorraden aanleggen van
zusammenkommen [anhäufen] bijeenkomen
aufbewahren [anhäufen] behouden
ansammeln [anhäufen] verzamelen