| legen (v) [Lage] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | leggen (v) {n} [Lage] - gelegd
- leggen
- legt
- legden
- legde
| |
| legen (v n adj) [to put something down] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | neerzetten (v n adj) [to put something down] - neergezet
- zet neer
- zetten neer
- zetten neer
- zette neer
| |
| legen (v) [Lage] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | neerleggen (v) [Lage] - neergelegd
- legt neer
- leggen neer
- legden neer
- legde neer
| |
| legen [Lage] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | neerleggen [Lage] - neergelegd
- legt neer
- leggen neer
- legden neer
- legde neer
| |
| legen (v) [Wind] | | gaan liggen (v) [Wind] | |
| legen (v) [Wind] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | luwen (v) [Wind] | |
| legen (v) [Position] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | situeren (v) [Position] - gesitueerd
- situeren
- situeert
- situeerden
- situeerde
| |
| legen [Position] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | situeren [Position] - gesitueerd
- situeren
- situeert
- situeerden
- situeerde
| |
| legen (v) [Position] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | plaatsen (v) [Position] - geplaatst
- plaatsen
- plaatst
- plaatsten
- plaatste
| |
| legen [Position] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | plaatsen [Position] - geplaatst
- plaatsen
- plaatst
- plaatsten
- plaatste
| |
| legen (v) [Gegenstände] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | plaatsen (v) [Gegenstände] - geplaatst
- plaatsen
- plaatst
- plaatsten
- plaatste
| |
| legen [Gegenstände] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | plaatsen [Gegenstände] - geplaatst
- plaatsen
- plaatst
- plaatsten
- plaatste
| |
| legen (v) [Wind] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | afnemen (v) [Wind] - afgenomen
- neemt af
- nemen af
- nam af
- namen af
| |
| legen [Lage] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | leggen {n} [Lage] - gelegd
- leggen
- legt
- legden
- legde
| |
| legen (v) [Gegenstände] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | leggen (v) {n} [Gegenstände] - gelegd
- leggen
- legt
- legden
- legde
| |
| legen [Gegenstände] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | leggen {n} [Gegenstände] - gelegd
- leggen
- legt
- legden
- legde
| |
| legen (v) [Ei] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | leggen (v) {n} [Ei] - gelegd
- leggen
- legt
- legden
- legde
| |
| legen [Ei] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | leggen {n} [Ei] - gelegd
- leggen
- legt
- legden
- legde
| |
| legen (v) [Boden] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | leggen (v) {n} [Boden] - gelegd
- leggen
- legt
- legden
- legde
| |
| legen [Boden] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | leggen {n} [Boden] - gelegd
- leggen
- legt
- legden
- legde
| |
| legen (v n adj) [to put something down] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | zetten (v n adj) [to put something down] - gezet
- zetten
- zet
- zette
- zetten
| |
| legen (v) [Gegenstände] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | zetten (v) [Gegenstände] - gezet
- zetten
- zet
- zette
- zetten
| |
| legen [Gegenstände] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | zetten [Gegenstände] - gezet
- zetten
- zet
- zette
- zetten
| |
| legen (v) [Wind] - gelegt
- legst
- legen
- legtest
- legten
- leg(e)
| | bedaren (v) [Wind] - bedaard
- bedaart
- bedaren
- bedaarden
- bedaarde
| |