Zoek woord fiacchezza heeft 6 resultaten
IT Italiaans NL Nederlands
fiacchezza (n) [debolezza] {f} zwakte (n) {f} [debolezza]
fiacchezza (n) [salute] {f} zwakte (n) {f} [salute]
fiacchezza (n) [debolezza] {f} zwakheid (n) {f} [debolezza]
fiacchezza (n) [salute] {f} zwakheid (n) {f} [salute]
fiacchezza (n) [debolezza] {f} krachteloosheid (n) {f} [debolezza]
IT Italiaans NL Nederlands
fiacchezza (n) [salute] {f} krachteloosheid (n) {f} [salute]

Italiaans Nederlands vertalingen

IT Synoniemen voor fiacchezza NL Vertalingen
collasso [crisi] m instorten
abbandono [crisi] m nonchalence (n)
indebolimento [debilitazione] m vermindering {f}
debolezza [debilitazione] f zwakte {f}
deperimento [debilitazione] m wegteren
esaurimento [debilitazione] m uitputting {f}
stanchezza [debolezza] f uitputting {f}
indolenza [pigrizia] f luiheid {f}
inerzia [pigrizia] f sloomheid {f}
inoperosità [inattività] f sloomheid {f}
pigrizia [inattività] f luiheid {f}
riposo [inattività] m rust {m}
inazione [inattività] f inactiviteit {f}
ozio [inattività] m passiviteit {f}
allentamento [rilassamento] m verzwakking {f}
languore [rilassamento] m slapte {f}
rilassatezza [rilassamento] f laksheid {f}
spossatezza [sfinimento] f uitputting {f}
abbattimento [sfinimento] m bedruktheid {f}
sfinimento [spossatezza] m uitputting {f}