Zoek woord verhinderen heeft 45 resultaten
NL Nederlands FR Frans
verhinderen [poging] entraver [poging]
verhinderen [plan] pouvoir {m} [plan]
verhinderen [poging] pouvoir {m} [poging]
verhinderen [preventie] pouvoir {m} [preventie]
verhinderen [voorkomen] pouvoir {m} [voorkomen]
NL Nederlands FR Frans
verhinderen [algemeen] gêner [algemeen]
verhinderen [plan] gêner [plan]
verhinderen [poging] gêner [poging]
verhinderen [preventie] gêner [preventie]
verhinderen [voorkomen] gêner [voorkomen]
verhinderen [algemeen] entraver [algemeen]
verhinderen [plan] entraver [plan]
verhinderen [algemeen] pouvoir {m} [algemeen]
verhinderen [preventie] entraver [preventie]
verhinderen [voorkomen] entraver [voorkomen]
verhinderen [plan] frustrer [plan]
verhinderen [poging] frustrer [poging]
verhinderen [algemeen] prévenir [algemeen]
verhinderen [plan] prévenir [plan]
verhinderen [poging] prévenir [poging]
verhinderen [preventie] prévenir [preventie]
verhinderen [voorkomen] prévenir [voorkomen]
verhinderen (n v) [to prevent an action] contrer (n v) [to prevent an action]
verhinderen [algemeen] anticiper [algemeen]
verhinderen [plan] empêcher [plan]
verhinderen [poging] empêcher [poging]
verhinderen [preventie] empêcher [preventie]
verhinderen (v) [to prevent something from happening] empêcher (v) [to prevent something from happening]
verhinderen [voorkomen] empêcher [voorkomen]
verhinderen [algemeen] prévoir [algemeen]
verhinderen [plan] prévoir [plan]
verhinderen [poging] prévoir [poging]
verhinderen [preventie] prévoir [preventie]
verhinderen [voorkomen] prévoir [voorkomen]
verhinderen [algemeen] empêcher [algemeen]
verhinderen [plan] anticiper [plan]
verhinderen [poging] anticiper [poging]
verhinderen [preventie] anticiper [preventie]
verhinderen [voorkomen] anticiper [voorkomen]
verhinderen (n v) [to prevent an action] bloquer (n v) [to prevent an action]
verhinderen [algemeen] déjouer [algemeen]
verhinderen [plan] déjouer [plan]
verhinderen [poging] déjouer [poging]
verhinderen [preventie] déjouer [preventie]
verhinderen [voorkomen] déjouer [voorkomen]