Zoek woord op zijn gemak wandelen heeft 3 resultaten
Ga naar
NL Nederlands FR Frans
op zijn gemak wandelen [vermaak] flâner [vermaak]
op zijn gemak wandelen [vermaak] se balader [vermaak]
op zijn gemak wandelen [vermaak] se promener [vermaak]

NL FR Vertalingen voor op

op (adj v) [being exhausted or fully spent] mort (adj v) {f} [being exhausted or fully spent]
op sur
op (prep adv) [being above and in contact with another] sur (prep adv) [being above and in contact with another]
op [deel] sur [deel]
op [dimensie] sur [dimensie]
op [ter ere van] sur [ter ere van]
op [voorzetsel] sur [voorzetsel]
op [wakker] sur [wakker]
op [nabijheid] près de [nabijheid]
op [algemeen] concernant [algemeen]

NL FR Vertalingen voor zijn

zijn (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs] {n} avoir (v) {m} [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs]
zijn (v) [used to indicate weather, air quality, or the like] {n} faire (v) [used to indicate weather, air quality, or the like]
zijn [filosofie] {n} existence {f} [filosofie]
zijn [algemeen] {n} se trouver [algemeen]
zijn [filosofie] {n} se trouver [filosofie]
zijn [plaats] {n} se trouver [plaats]
zijn {n} être {m}
zijn [algemeen] {n} être {m} [algemeen]
zijn [bestaan] {n} être {m} [bestaan]
zijn [filosofie] {n} être {m} [filosofie]

NL FR Vertalingen voor gemak

gemak [comfort] {n} confort {m} [comfort]
gemak (n v) [contentment, ease] {n} confort (n v) {m} [contentment, ease]
gemak [voordeel] {n} confort {m} [voordeel]
gemak [comfort] {n} bien-être {m} [comfort]
gemak [voordeel] {n} bien-être {m} [voordeel]
gemak [comfort] {n} aise {f} [comfort]
gemak [voordeel] {n} aise {f} [voordeel]
gemak [comfort] {n} commodité {f} [comfort]
gemak [voordeel] {n} commodité {f} [voordeel]
gemak [algemeen] {n} aisance {f} [algemeen]

NL FR Vertalingen voor wandelen

wandelen (v n) [to travel a distance by walking] {n} faire (v n) [to travel a distance by walking]
wandelen {n} marcher
wandelen (v n) [to travel a distance by walking] {n} marcher (v n) [to travel a distance by walking]
wandelen [vermaak] {n} flâner [vermaak]
wandelen (n v) [wander on foot] {n} flâner (n v) [wander on foot]
wandelen [vermaak] {n} se balader [vermaak]
wandelen (n v) [wander on foot] {n} se balader (n v) [wander on foot]
wandelen (v) [wander freely] {n} errer (v) [wander freely]
wandelen [vermaak] {n} se promener [vermaak]
wandelen (n v) [wander on foot] {n} se promener (n v) [wander on foot]