Zoek woord een overeenkomst sluiten heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands ES Spaans
een overeenkomst sluiten (v) [overeenkomst] contratar (v) [overeenkomst]

NL ES Vertalingen voor een

een (n v) [to bathe using a shower] {m} bañarse (n v) [to bathe using a shower]
een (n v) [to pay a compliment; to express a favorable opinion] {m} felicitar (n v) [to pay a compliment; to express a favorable opinion]
een (n v) [to bathe using a shower] {m} ducharse (n v) [to bathe using a shower]
een {m} un
een (a) [algemeen] {m} un (a) [algemeen]
een (a) [hoofdtelwoord] {m} un (a) [hoofdtelwoord]
een (o) [hoofdtelwoord] {m} un (o) [hoofdtelwoord]
een (conj n prep) [indefinite article] {m} un (conj n prep) [indefinite article]
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} un (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord]
een (o) [onbepaald lidwoord] {m} un (o) [onbepaald lidwoord]

NL ES Vertalingen voor overeenkomst

overeenkomst (n) [a binding agreement under international law] {f} tratado (n) {m} [a binding agreement under international law]
overeenkomst (n) [algemeen] {f} acuerdo (n) {m} [algemeen]
overeenkomst (n) [an understanding to follow a course of conduct] {f} acuerdo (n) {m} [an understanding to follow a course of conduct]
overeenkomst (n) [handel] {f} acuerdo (n) {m} [handel]
overeenkomst (n) [onderhandeling] {f} acuerdo (n) {m} [onderhandeling]
overeenkomst (n) [overeenstemming] {f} acuerdo (n) {m} [overeenstemming]
overeenkomst (n) [politiek] {f} acuerdo (n) {m} [politiek]
overeenkomst (n) [schikking] {f} acuerdo (n) {m} [schikking]
overeenkomst (n) [vergadering] {f} acuerdo (n) {m} [vergadering]
overeenkomst (n) [agreement, contract or pact] {f} convenio (n) {m} [agreement, contract or pact]

NL ES Vertalingen voor sluiten

sluiten (v) [bedrijf] {n} liquidar (v) [bedrijf]
sluiten (v) [deur] {n} liquidar (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} liquidar (v) [fabriek]
sluiten (v) [subject] {n} liquidar (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} liquidar (v) [vergadering]
sluiten (v) [bedrijf] {n} terminar (v) [bedrijf]
sluiten (v) [deur] {n} terminar (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} terminar (v) [fabriek]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} terminar (v n adj) [put an end to]
sluiten (v) [subject] {n} terminar (v) [subject]