Zoek woord sluiten heeft 46 resultaten
NL Nederlands ES Spaans
sluiten (v) [vergadering] {n} dar por terminado (v) [vergadering]
sluiten (v) [subject] {n} concluir (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} concluir (v) [vergadering]
sluiten (v) [bedrijf] {n} acabar (v) [bedrijf]
sluiten (v) [deur] {n} acabar (v) [deur]
NL Nederlands ES Spaans
sluiten (v) [fabriek] {n} acabar (v) [fabriek]
sluiten (v) [subject] {n} acabar (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} acabar (v) [vergadering]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} finalizar (v n adj) [put an end to]
sluiten (v) [deur] {n} dar por terminado (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} dar por terminado (v) [fabriek]
sluiten (v) [subject] {n} dar por terminado (v) [subject]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} concluir (v n adj) [put an end to]
sluiten (n) [aktie] {n} cierre (n) {m} [aktie]
sluiten (v) [deur] {n} cerrarse (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} cerrarse (v) [fabriek]
sluiten (v) [subject] {n} cerrarse (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} cerrarse (v) [vergadering]
sluiten (v) [deur] {n} cerrar con llave (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} cerrar con llave (v) [fabriek]
sluiten (v) [subject] {n} cerrar con llave (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} cerrar con llave (v) [vergadering]
sluiten (v) [overeenkomst] {n} finiquitar (v) [overeenkomst]
sluiten (v) [deur] {n} cerrar (v) [deur]
sluiten (v) [deur] {n} liquidar (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} liquidar (v) [fabriek]
sluiten (v) [subject] {n} liquidar (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} liquidar (v) [vergadering]
sluiten (v) [bedrijf] {n} terminar (v) [bedrijf]
sluiten (v) [deur] {n} terminar (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} terminar (v) [fabriek]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} terminar (v n adj) [put an end to]
sluiten (v) [subject] {n} terminar (v) [subject]
sluiten (v) [vergadering] {n} terminar (v) [vergadering]
sluiten {n} cerrar
sluiten (v) [bedrijf] {n} liquidar (v) [bedrijf]
sluiten (v) [fabriek] {n} cerrar (v) [fabriek]
sluiten (v n adj) [move (a door)] {n} cerrar (v n adj) [move (a door)]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} cerrar (v n adj) [put an end to]
sluiten (v) [subject] {n} cerrar (v) [subject]
sluiten (v n) [to close] {n} cerrar (v n) [to close]
sluiten (v) [vergadering] {n} cerrar (v) [vergadering]
sluiten (v) [contract] {n} concluir (v) [contract]
sluiten (v) [deur] {n} concluir (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} concluir (v) [fabriek]
sluiten (v) [overeenkomst] {n} concluir (v) [overeenkomst]
NL Synoniemen voor sluiten ES Vertalingen
kloppen [uitkomen] n tepsti
dichtklappen [afgrendelen] zapreti
dichtdoen [afgrendelen] zapréti (v n adj)
uitsluiten [buitenhouden] izključiti (v prep conj)
eindigen [aflopen] n končati