NL ES Nederlands Spaans vertalingen voor een
Zoek woord een heeft 34 resultaten
Ga naar Nederlands » Spaans
NL | Nederlands | ES | Spaans | |
---|---|---|---|---|
een (a) [algemeen] {m} | alguna (a) [algemeen] | |||
een (a) [hoofdtelwoord] {m} | un cierto (a) [hoofdtelwoord] | |||
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} | un cierto (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] | |||
een (a) [algemeen] {m} | una cierta (a) [algemeen] | |||
een (a) [hoofdtelwoord] {m} | una cierta (a) [hoofdtelwoord] |
NL | Nederlands | ES | Spaans | |
---|---|---|---|---|
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} | una cierta (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] | |||
een (a) [algemeen] {m} | algún (a) [algemeen] | |||
een (a) [hoofdtelwoord] {m} | algún (a) [hoofdtelwoord] | |||
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} | algún (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] | |||
een (a) [algemeen] {m} | un cierto (a) [algemeen] | |||
een (a) [hoofdtelwoord] {m} | alguna (a) [hoofdtelwoord] | |||
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} | alguna (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] | |||
een {m} | uno {m} | |||
een (n) [hoofdtelwoord] {m} | uno (n) {m} [hoofdtelwoord] | |||
een (o) [hoofdtelwoord] {m} | uno (o) {m} [hoofdtelwoord] | |||
een (o) [onbepaald lidwoord] {m} | uno (o) {m} [onbepaald lidwoord] | |||
een (v n) [to assign a role in a play or performance] {m} | elenco (v n) [to assign a role in a play or performance] | |||
een (o) [onbepaald lidwoord] {m} | un (o) [onbepaald lidwoord] | |||
een (n v) [to pay a compliment; to express a favorable opinion] {m} | felicitar (n v) [to pay a compliment; to express a favorable opinion] | |||
een (n v) [to bathe using a shower] {m} | ducharse (n v) [to bathe using a shower] | |||
een {m} | un | |||
een (a) [algemeen] {m} | un (a) [algemeen] | |||
een (a) [hoofdtelwoord] {m} | un (a) [hoofdtelwoord] | |||
een (o) [hoofdtelwoord] {m} | un (o) [hoofdtelwoord] | |||
een (conj n prep) [indefinite article] {m} | un (conj n prep) [indefinite article] | |||
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} | un (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] | |||
een (n v) [to bathe using a shower] {m} | bañarse (n v) [to bathe using a shower] | |||
een (a) [algemeen] {m} | una (a) [algemeen] | |||
een (a) [hoofdtelwoord] {m} | una (a) [hoofdtelwoord] | |||
een (o) [hoofdtelwoord] {m} | una (o) [hoofdtelwoord] | |||
een (conj n prep) [indefinite article] {m} | una (conj n prep) [indefinite article] | |||
een (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] {m} | una (a) [onbepaald bijvoeglijk naamwoord] | |||
een (o) [onbepaald lidwoord] {m} | una (o) [onbepaald lidwoord] | |||
een {m} | una |