zich aftrekken vertaling - Nederlands Duits vertaling voor zich aftrekken

Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / Z / zich aftrekken

Zoek woord zich aftrekken heeft eén resultaat

Ga naar

NL	Nederlands	DE	Duits
	zich aftrekken (v n) [intransitive: to masturbate] (v n)		wichsen (v n) [intransitive: to masturbate]

NL DE Vertalingen voor zich

	zich		selbst
	zich (n v) [to make a mistake in one’s lines]		versprechen (n v) [to make a mistake in one’s lines]
	zich (n v) [put on clothes]		anziehen (n v) [put on clothes]
	zich (v) [establish financial position]		festigen (v) [establish financial position]
	zich (n v) [to make a mistake in one’s lines]		verpatzen (n v) [to make a mistake in one’s lines]
	zich (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.]		euch (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.]
	zich (v)		sich (v)
	zich (o) [wederkerend vnw. - enk.]		sich (o) [wederkerend vnw. - enk.]
	zich (o) [wederkerend vnw. - enk. - beleefd]		sich (o) [wederkerend vnw. - enk. - beleefd]
	zich (o) [wederkerend voornaamwoord]		sich (o) [wederkerend voornaamwoord]

NL DE Vertalingen voor aftrekken

	aftrekken (v) [geld] afgetrokken trekt af trekken af trok af trokken af		abziehen (v) [geld] abgezogen ziehst ab ziehen ab zogen ab zogst ab ziehe ab
	aftrekken (v) [to remove or reduce] afgetrokken trekt af trekken af trok af trokken af		abziehen (v) [to remove or reduce] abgezogen ziehst ab ziehen ab zogen ab zogst ab ziehe ab
	aftrekken (a) [wiskunde] afgetrokken trekt af trekken af trok af trokken af		abziehen (a) [wiskunde] abgezogen ziehst ab ziehen ab zogen ab zogst ab ziehe ab
	aftrekken (v) [wiskunde] afgetrokken trekt af trekken af trok af trokken af		abziehen (v) [wiskunde] abgezogen ziehst ab ziehen ab zogen ab zogst ab ziehe ab
	aftrekken (v) [geld] afgetrokken trekt af trekken af trok af trokken af		abhalten (v) [geld] abgehalten halten ab hältst ab hieltest ab hielten ab halt(e) ab
	aftrekken (v) [to remove or reduce] afgetrokken trekt af trekken af trok af trokken af		subtrahieren (v) [to remove or reduce] subtrahiert subtrahieren subtrahierst subtrahiertest subtrahierten subtrahiere
	aftrekken (a) [wiskunde] afgetrokken trekt af trekken af trok af trokken af		subtrahieren (a) [wiskunde] subtrahiert subtrahieren subtrahierst subtrahiertest subtrahierten subtrahiere
	aftrekken (n) [process]		Abziehen (n) {n} [process]
	aftrekken (n) [process]		Subtraktion (n) {f} [process]
	aftrekken (v n) [transitive: to masturbate] afgetrokken trekt af trekken af trok af trokken af		wichsen (v n) [transitive: to masturbate] gewichst wichsen wichst wichstest wichsten wichs(e)