Zoek woord verbinden heeft 72 resultaten
NL Nederlands DE Duits
verbinden (v) [sanitair] {n} anschließen (v) [sanitair]
verbinden (n v) [''transitive'' connect] {n} konnektieren (n v) [''transitive'' connect] (n v)
verbinden (n) [geneeskunde] {n} Verbinden (n) {n} [geneeskunde]
verbinden (v) [verband] {n} zusammenknüpfen (v) [verband]
verbinden (v) [verband] {n} verknüpfen (v) [verband]
NL Nederlands DE Duits
verbinden (v) [fuse into a single entity] {n} verschmelzen (v) [fuse into a single entity]
verbinden (v) [fuse into a single entity] {n} vereinigen (v) [fuse into a single entity]
verbinden (n) [combinatie] {n} Zusammenstellen (n) {n} [combinatie]
verbinden (n) [combinatie] {n} Zusammenfügen (n) {n} [combinatie]
verbinden (n) [combinatie] {n} Koppeln (n) {n} [combinatie]
verbinden (n) [combinatie] {n} Kombinieren (n) {n} [combinatie]
verbinden (v) [telefoon] {n} durchstellen (v) [telefoon]
verbinden (v) [to join an electrical or telephone line] {n} anschließen (v) [to join an electrical or telephone line]
verbinden (v) [belofte] {n} binden (v) [belofte]
verbinden (v) [verband] {n} verbinden (v) [verband]
verbinden (v) [to join two or more pieces] {n} verbinden (v) [to join two or more pieces]
verbinden (v) [to join an electrical or telephone line] {n} verbinden (v) [to join an electrical or telephone line]
verbinden (v) [telefoon] {n} verbinden (v) [telefoon]
verbinden (v) [sanitair] {n} verbinden (v) [sanitair]
verbinden (v) [plaats] {n} verbinden (v) [plaats]
verbinden (v) [idee] {n} verbinden (v) [idee]
verbinden (v) [geneeskunde] {n} verbinden (v) [geneeskunde]
verbinden (v) [fuse into a single entity] {n} verbinden (v) [fuse into a single entity]
verbinden (v) [familie] {n} verbinden (v) [familie]
verbinden (n v) [''transitive'' connect] {n} verbinden (n v) [''transitive'' connect]
NL Synoniemen voor verbinden DE Vertalingen
mengen [koppelen] mezclar
samenvoegen [koppelen] sumar
koppelen [samenvoegen] acoplar
klinken [hechten] n sonar {m}
lassen [hechten] n soldar
hechten [vastmaken] suturar
vastmaken [bevestigen] juntar
verenigen [liëren] n juntar
verplichten [vastleggen] obligar a
binden [vastleggen] atar
combineren [verbinden] unir
DE Duits NL Nederlands
verbinden (v) [Telefon] doorverbinden (v) [Telefon]
verbinden (v) [to join an electrical or telephone line] verbinden (v) {n} [to join an electrical or telephone line]
verbinden (v) [to join two or more pieces] verbinden (v) {n} [to join two or more pieces]
verbinden (n v) [(intransitive) to group together for a common purpose] zich verenigen (n v) [(intransitive) to group together for a common purpose]
verbinden [Medizin] verzorgen [Medizin]
verbinden (v) [Medizin] verzorgen (v) [Medizin]
verbinden [binden] vastbinden [binden]
verbinden (v) [binden] vastbinden (v) [binden]
verbinden [binden] bijeenbinden [binden]
verbinden (v) [binden] bijeenbinden (v) [binden]
verbinden (v) [fuse into a single entity] samenvoegen (v) [fuse into a single entity]
verbinden [Telefon] doorverbinden [Telefon]
verbinden (v) [fuse into a single entity] verbinden (v) {n} [fuse into a single entity]
verbinden (v n) [bring two or more things or activities together] combineren (v n) [bring two or more things or activities together]
verbinden [Beziehung] aan elkaar schakelen [Beziehung]
verbinden (v) [Beziehung] aan elkaar schakelen (v) [Beziehung]
verbinden (n v) [''transitive'' connect] koppelen (n v) [''transitive'' connect]
verbinden [Beziehung] koppelen [Beziehung]
verbinden (v) [Beziehung] koppelen (v) [Beziehung]
verbinden [Idee] associëren [Idee]
verbinden (v) [Idee] associëren (v) [Idee]
verbinden (v) [Chemie] zich verbinden (v) [Chemie]
verbinden (v) [link together] aaneenrijgen (v) [link together]
verbinden (v) [link together] aaneenschakelen (v) [link together]
verbinden (v) [Familie] verbinden (v) {n} [Familie]
verbinden [Familie] binden [Familie]
verbinden (v) [Familie] binden (v) [Familie]
verbinden [binden] binden [binden]
verbinden (v) [binden] binden (v) [binden]
verbinden [Rohrleitungen] aansluiten [Rohrleitungen]
verbinden (v) [Rohrleitungen] aansluiten (v) [Rohrleitungen]
verbinden (v) [to join an electrical or telephone line] aansluiten (v) [to join an electrical or telephone line]
verbinden (n v) [''transitive'' connect] verbinden (n v) {n} [''transitive'' connect]
verbinden [Beziehung] verbinden {n} [Beziehung]
verbinden (v) [Beziehung] verbinden (v) {n} [Beziehung]
verbinden [Familie] verbinden {n} [Familie]
verbinden (n v) [''transitive'' connect] binden (n v) [''transitive'' connect]
verbinden [Idee] verbinden {n} [Idee]
verbinden (v) [Idee] verbinden (v) {n} [Idee]
verbinden [Medizin] verbinden {n} [Medizin]
verbinden (v) [Medizin] verbinden (v) {n} [Medizin]
verbinden [Platz] verbinden {n} [Platz]
verbinden (v) [Platz] verbinden (v) {n} [Platz]
verbinden [Rohrleitungen] verbinden {n} [Rohrleitungen]
verbinden (v) [Rohrleitungen] verbinden (v) {n} [Rohrleitungen]
verbinden [Telefon] verbinden {n} [Telefon]
verbinden (v) [Telefon] verbinden (v) {n} [Telefon]

Duits Nederlands vertalingen