Zoek woord uit het zadel werpen heeft 2 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
uit het zadel werpen (v) [ruiter] abwerfen (v) [ruiter]
uit het zadel werpen (v) [ruiter] aus dem Sattel werfen (v) [ruiter]

NL DE Vertalingen voor uit

uit (o) [reden] wegen (o) [reden]
uit (o) [reden] durch (o) [reden]
uit (o) [oorsprong] von (o) [oorsprong]
uit (o) [plaats] von (o) [plaats]
uit (prep) [with the origin, starting point or initial reference of or at] von (prep) [with the origin, starting point or initial reference of or at]
uit (prep) [with the source or provenance of or at] von (prep) [with the source or provenance of or at]
uit (n) aus (n)
uit (o) [oorsprong] aus (o) [oorsprong]
uit (o) [plaats] aus (o) [plaats]
uit (o) [reden] aus (o) [reden]

NL DE Vertalingen voor het

het (n v abbr) [work, suffice] reichen (n v abbr) [work, suffice]
het (article adv) [article] das (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] das (o) [bepaald lidwoord]
het (article adv) [article] der (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] der (o) [bepaald lidwoord]
het (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] der (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
het (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] der (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class]
het (article adv) [with a superlative] der (article adv) [with a superlative]
het (article adv) [article] die (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] die (o) [bepaald lidwoord]

NL DE Vertalingen voor zadel

zadel (n) {m} Sattel (n) {m}
zadel (n v) [low point, in the shape of a saddle, between two hills] {m} Sattel (n v) {m} [low point, in the shape of a saddle, between two hills]
zadel (n) [paard] {m} Sattel (n) {m} [paard]
zadel (n v) [seat on a bicycle etc] {m} Sattel (n v) {m} [seat on a bicycle etc]
zadel (n v) [seat on an animal] {m} Sattel (n v) {m} [seat on an animal]

NL DE Vertalingen voor werpen

werpen (v) werfen (v)
werpen (v) [dieren] werfen (v) [dieren]
werpen (v n) [to cause an object to move rapidly through the air] werfen (v n) [to cause an object to move rapidly through the air]
werpen (v n) [to throw forcefully] werfen (v n) [to throw forcefully]
werpen (v) [voorwerpen] werfen (v) [voorwerpen]
werpen (v n) [to throw down or aside] wegwerfen (v n) [to throw down or aside]
werpen (v n) [to throw] schmeißen (v n) [to throw]
werpen (v) [voorwerpen] schmeißen (v) [voorwerpen]
werpen (v) schleudern (v)
werpen (v n) [to throw] schleudern (v n) [to throw]