Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / S / sich verändern

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor sich verändern

Zoek woord sich verändern heeft 4 resultaten
Ga naar
DE Duits NL Nederlands
sich verändern (n v) [to become something different] zich aanpassen (n v) [to become something different]
sich verändern (n v) [to become something different] veranderen (n v) [to become something different]
sich verändern variëren
sich verändern voortdurend veranderen

DE NL Vertalingen voor sich

sich (o) [Reflexivpronomen - sing.] zich (o) [Reflexivpronomen - sing.]
sich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich] zich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich]
sich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich] zich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich]
sich (o) [Reflexivpronomen] zich (o) [Reflexivpronomen]
sich (v) [Reflexivpronomen] zich (v) [Reflexivpronomen]
sich (v) [take action with respect to (someone or something)] behandelen (v) [take action with respect to (someone or something)]
sich (v n) [to pass from here to there; to transmit] verplaatsen (v n) [to pass from here to there; to transmit]
sich (v) [to hide (something)] wegrennen (v) [to hide (something)]
sich [allgemein] je [allgemein]
sich [allgemein] jij [allgemein]

DE NL Vertalingen voor verändern

verändern [ändern] (sich) wijzigen [ändern]
verändern (v) [ändern] (sich) wijzigen (v) [ändern]
verändern (n v) [to make something into something different] (sich) veranderen (n v) [to make something into something different]
verändern [ändern] (sich) veranderen [ändern]
verändern (v) [ändern] (sich) veranderen (v) [ändern]
verändern (n v) [to make something into something different] (sich) aanpassen (n v) [to make something into something different]
verändern [werden] (sich) worden {n} [werden]
verändern (v) [werden] (sich) worden (v) {n} [werden]
verändern (v) [Wetter] (sich) variëren (v) [Wetter]
verändern [werden] (sich) uitgroeien tot [werden]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor sich verändern NL Vertalingen
gehen [ausziehen] rijzen
ziehen [ausziehen] trekken {n}
räumen [ausziehen] de hele voorraad verkopen
entfernen [ausziehen] uithalen
ablegen [ausziehen] afvaren
aufbrechen [ausziehen] opbreken
kündigen [ausziehen] ontslaan {n}
umziehen [ausziehen] omkleden
ausziehen [ausziehen] rekken
verziehen [ausziehen] verwennen
weitergehen [ausziehen] doorgaan
straffen [ausziehen] (sich aantrekken
herausziehen [ausziehen] uittrekken
einreißen [ausziehen] kerven
weggehen [ausziehen] weggaan {n}
fortfahren [ausziehen] wegrijden
abreisen [ausziehen] vertrekken {n}
weiterfahren [ausziehen] verder reizen
entkleiden [ausziehen] zich uitkleden
herausreißen [ausziehen] uittrekken