Zoek woord schlecht machen heeft 24 resultaten
DE Duits NL Nederlands
schlecht machen [Person] zwartmaken [Person]
schlecht machen (v) [reden] kwaadspreken (v) [reden]
schlecht machen [reden] kwaadspreken [reden]
schlecht machen (v) [reden] achterklappen (v) [reden]
schlecht machen [reden] achterklappen [reden]

DE NL Vertalingen voor schlecht

schlecht (a) [moralisch nicht akzeptabel] kwaad (a) {n} [moralisch nicht akzeptabel]
schlecht (a) [unwohl] ziek (a) [unwohl]
schlecht (a) [sittliches Benehmen] kwaad (a) {n} [sittliches Benehmen]
schlecht (a) rotten (a)
schlecht (a) vuil (a) {n}
schlecht (a) [moralisch nicht akzeptabel] zlecht (a) [moralisch nicht akzeptabel]
schlecht (a) [schwach] zwak (a) {n} [schwach]
schlecht (a) [gut] zwak (a) {n} [gut]
schlecht (a) zlecht (a)
schlecht (a) [schwach] zlecht (a) [schwach]

DE NL Vertalingen voor machen

machen (v) [bestimmt] doen (v) [bestimmt]
machen (v) [Akt] doen (v) [Akt]
machen [Bett] opmaken [Bett]
machen (v) [Bett] opmaken (v) [Bett]
machen [reparieren] herstellen {n} [reparieren]
machen (v) [reparieren] herstellen (v) {n} [reparieren]
machen [reparieren] repareren {n} [reparieren]
machen (v) [reparieren] repareren (v) {n} [reparieren]
machen (n v) [to do something] handelen (n v) [to do something]
machen [Akt] nemen [Akt]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor schlecht machen NL Vertalingen
anhängen [jemandem etwas nachsagen] aanhechten
verdächtigen [jemandem etwas nachsagen] verdenken
herabsetzen [jemandem etwas nachsagen] denigreren
diffamieren [jemandem etwas nachsagen] kwaadspreken over
diskriminieren [jemandem etwas nachsagen] onderscheid maken
verunglimpfen [jemandem etwas nachsagen] zwart maken {n}
verleumden [jemandem etwas nachsagen] bekladden {n}
herabwürdigen [jemandem etwas nachsagen] vernederen
aufbürden [jemandem etwas nachsagen] bezwaren
treffen [blamieren] opvallen
verletzen [blamieren] overtreden
durchschauen [blamieren] verstaan
preisgeben [blamieren] blootstellen aan
erniedrigen [blamieren] (sich verlagen
verwunden [blamieren] (sich kwetsen
kompromittieren [blamieren] de goede naam aantasten van
kränken [blamieren] ergeren
schmähen [blamieren] bekladden {n}
beschämen [blamieren] van zijn stuk brengen
lächerlich machen [blamieren] bespotten