Zoek woord opgeruimd zijn heeft 2 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
opgeruimd zijn (v) [gevoelstoestand] gut gelaunt sein (v) [gevoelstoestand]
opgeruimd zijn (v) [gevoelstoestand] in gehobener Stimmung sein (v) [gevoelstoestand]

NL DE Vertalingen voor opgeruimd

opgeruimd (o) [gedrag] heiter (o) [gedrag]
opgeruimd (a) [gevoelstoestand] heiter (a) [gevoelstoestand]
opgeruimd (adj n) [happy] heiter (adj n) [happy]
opgeruimd (a) [algemeen] aufgeräumt (a) [algemeen]
opgeruimd (a) [gedrag] munter (a) [gedrag]
opgeruimd (a) [persoon] munter (a) [persoon]
opgeruimd (a) [gevoelstoestand] erfreulich (a) [gevoelstoestand]
opgeruimd (a) [algemeen] gut aufgelegt (a) [algemeen]
opgeruimd (a) [gevoelstoestand] froh (a) [gevoelstoestand]
opgeruimd (a) [gedrag] fröhlich (a) [gedrag]

NL DE Vertalingen voor zijn

zijn (v) {n} geben (v)
zijn (n) [bestaan] {n} Leben (n) {n} [bestaan]
zijn (n) [bestaan] {n} Sein (n) {n} [bestaan]
zijn (v) [filosofie] {n} existieren (v) [filosofie]
zijn (n) [filosofie] {n} Dasein (n) {n} [filosofie]
zijn {n} befinden (sich)
zijn (n) {n} sein (n)
zijn (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs] {n} sein (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs]
zijn (v) [algemeen] {n} sein (v) [algemeen]
zijn (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} sein (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]