Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / I / in gehobener Stimmung sein

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor in gehobener Stimmung sein

Zoek woord in gehobener Stimmung sein heeft 6 resultaten
Ga naar Duits » Nederlands
DE Duits NL Nederlands
in gehobener Stimmung sein [gefühlsbetonter Zustand] opgewekt zijn [gefühlsbetonter Zustand]
in gehobener Stimmung sein (v) [gefühlsbetonter Zustand] opgewekt zijn (v) [gefühlsbetonter Zustand]
in gehobener Stimmung sein [gefühlsbetonter Zustand] opgeruimd zijn [gefühlsbetonter Zustand]
in gehobener Stimmung sein (v) [gefühlsbetonter Zustand] opgeruimd zijn (v) [gefühlsbetonter Zustand]
in gehobener Stimmung sein [gefühlsbetonter Zustand] in een vrolijke stemmimg zijn [gefühlsbetonter Zustand]
DE Duits NL Nederlands
in gehobener Stimmung sein (v) [gefühlsbetonter Zustand] in een vrolijke stemmimg zijn (v) [gefühlsbetonter Zustand]

DE NL Vertalingen voor in

in (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at] naar (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at]
in (v) [to provoke someone to do wrong] verleiden (v) [to provoke someone to do wrong]
in [Nähe] bij {m} [Nähe]
in (o) [Nähe] bij (o) {m} [Nähe]
in [Nähe] op [Nähe]
in (o) [Nähe] op (o) [Nähe]
in (adj adv) [on fire] in vuur en vlam (adj adv) [on fire]
in [Nähe] aan [Nähe]
in (o) [Nähe] aan (o) [Nähe]
in [Mode] in [Mode]

DE NL Vertalingen voor stimmung

Stimmung (n) [Gefühlszustand eines Menschen] {f} humeur (n) {n} [Gefühlszustand eines Menschen]
Stimmung (n) [Gefühle] {f} stemming (n) {f} [Gefühle]
Stimmung (n) [Gefühlszustand eines Menschen] {f} stemming (n) {f} [Gefühlszustand eines Menschen]
Stimmung (n) [Musik] {f} stemming (n) {f} [Musik]
Stimmung [Gefühle] {f} stemming {f} [Gefühle]
Stimmung [Gefühle] {f} bui {m} [Gefühle]
Stimmung (n) [Gefühle] {f} bui (n) {m} [Gefühle]
Stimmung (n v pronoun) [manner in which speech or writing is expressed] {f} toon (n v pronoun) {m} [manner in which speech or writing is expressed]

DE NL Vertalingen voor sein

Sein (n) [the state of being, existing, or occurring] {n} voorkomen (n) {n} [the state of being, existing, or occurring]
Sein [Leben] {n} zijn {n} [Leben]
Sein (n) [Leben] {n} zijn (n) {n} [Leben]
Sein [Leben] {n} bestaan {n} [Leben]
Sein (n) [Leben] {n} bestaan (n) {n} [Leben]
Sein (n) [the state of being, existing, or occurring] {n} bestaan (n) {n} [the state of being, existing, or occurring]
Sein (n conj) [the state or fact of existence] {n} bestaan (n conj) {n} [the state or fact of existence]
Sein [Leben] {n} leven {n} [Leben]
Sein (n) [Leben] {n} leven (n) {n} [Leben]