Zoek woord in de knoop brengen heeft 6 resultaten

NL DE Vertalingen voor in

in (prep) [within a given time interval] unter (prep) [within a given time interval]
in (a) [mode] populär (a) [mode]
in (o) [in elk] in (o) [in elk]
in (a) [mode] in (a) [mode]
in (o) [nabijheid] in (o) [nabijheid]
in (o) [richting] in (o) [richting]
in (n v) [to cut into small cubes] in (n v) [to cut into small cubes]
in (o) [voorzetsel] in (o) [voorzetsel]
in (o) [nabijheid] bei (o) [nabijheid]
in (a) [gedrag] in Mode (a) [gedrag]

NL DE Vertalingen voor de

de (article adv) [article] das (article adv) [article]
de (o) [bepaald lidwoord] das (o) [bepaald lidwoord]
de (adj v) [permitted to] fähig (adj v) [permitted to]
de (article adv) [article] der (article adv) [article]
de (o) [bepaald lidwoord] der (o) [bepaald lidwoord]
de (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] der (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
de (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] der (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class]
de (article adv) [article] die (article adv) [article]
de (o) [bepaald lidwoord] die (o) [bepaald lidwoord]
de (pronoun determiner) [the individual or group spoken/written to] du (pronoun determiner) [the individual or group spoken/written to]

NL DE Vertalingen voor knoop

knoop (n) {m} Knoten (n) {m}
knoop (n) [graph theory: element joined by edges to other vertices] {m} Knoten (n) {m} [graph theory: element joined by edges to other vertices]
knoop (n) [koord] {m} Knoten (n) {m} [koord]
knoop (n) [plantkunde] {m} Knoten (n) {m} [plantkunde]
knoop (n) [graph theory: element joined by edges to other vertices] {m} Ecke (n) {f} [graph theory: element joined by edges to other vertices]
knoop (n) [kleding] {m} Knopf (n) {m} [kleding]
knoop (n) [knob or small disc serving as a fastener] {m} Knopf (n) {m} [knob or small disc serving as a fastener]

NL DE Vertalingen voor brengen

brengen (v) [halen] abholen (v) [halen]
brengen (v) [halen] herbringen (v) [halen]
brengen (v) [halen] holen (v) [halen]
brengen (v) [to transport toward somebody/somewhere] holen (v) [to transport toward somebody/somewhere]
brengen (v) [voldoening] beibringen (v) [voldoening]
brengen (v) bringen (v)
brengen (v) [persoon] bringen (v) [persoon]
brengen (v) [to transport toward somebody/somewhere] bringen (v) [to transport toward somebody/somewhere]
brengen (v) [voorwerpen] bringen (v) [voorwerpen]
brengen (v) [voorwerpen] mitbringen (v) [voorwerpen]