Zoek woord hoe gaat het met jou heeft eén resultaat
Ga naar

NL DE Vertalingen voor hoe

hoe (n) wie (n)
hoe (o) [vragend] wie (o) [vragend]
hoe (article adv) ['''the''' + ~''comparative'', '''the''' + ''comparative''] je (article adv) ['''the''' + ~''comparative'', '''the''' + ''comparative'']
hoe (article adv) ['''the''' + ~''comparative'', '''the''' + ''comparative''] desto (article adv) ['''the''' + ~''comparative'', '''the''' + ''comparative'']

NL DE Vertalingen voor het

het (n v abbr) [work, suffice] reichen (n v abbr) [work, suffice]
het (article adv) [article] das (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] das (o) [bepaald lidwoord]
het (article adv) [article] der (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] der (o) [bepaald lidwoord]
het (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] der (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
het (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] der (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class]
het (article adv) [with a superlative] der (article adv) [with a superlative]
het (article adv) [article] die (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] die (o) [bepaald lidwoord]

NL DE Vertalingen voor met

met (o) [algemeen] im Vergleich zu (o) [algemeen]
met (v n) [to engage in combat] kämpfen (v n) [to engage in combat]
met (prep) [against] gegen (prep) [against]
met (prep adv adj n) [indicating amount of progression] um (prep adv adj n) [indicating amount of progression]
met (adv prep adj n v) [facing upwards] hoch (adv prep adj n v) [facing upwards]
met (n) mit (n)
met (prep) [against] mit (prep) [against]
met (o) [algemeen] mit (o) [algemeen]
met (prep) [by means of] mit (prep) [by means of]
met (o) [eigenschap] mit (o) [eigenschap]

NL DE Vertalingen voor jou

jou (o) [algemeen] dich (o) [algemeen]
jou (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed] dich (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed]
jou (o) [algemeen] dir (o) [algemeen]
jou (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.] dir (o) [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.]
jou (o) [algemeen] du (o) [algemeen]
jou (o) [algemeen] euch (o) [algemeen]
jou (o) [algemeen] Ihnen (o) [algemeen]
jou (o) [algemeen] ihr (o) [algemeen]
jou (o) [algemeen] sich (o) [algemeen]
jou (o) [algemeen] Sie (o) [algemeen]