| | hervorrufen [zuwegebringen] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | bewerkstelligen [zuwegebringen] - bewerkstelligd
- bewerkstelligen
- bewerkstelligt
- bewerkstelligde
- bewerkstelligden
| |
| | hervorrufen (v) [zuwegebringen] | | met zich meebrengen (v) [zuwegebringen] | |
| | hervorrufen [zuwegebringen] | | met zich meebrengen [zuwegebringen] | |
| | hervorrufen (v) [zuwegebringen] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | voortbrengen (v) [zuwegebringen] - voortgebracht
- brengen voort
- brengt voort
- brachten voort
- bracht voort
| |
| | hervorrufen [zuwegebringen] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | voortbrengen [zuwegebringen] - voortgebracht
- brengen voort
- brengt voort
- brachten voort
- bracht voort
| |
| | hervorrufen (v) [allgemein] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | voortbrengen (v) [allgemein] - voortgebracht
- brengen voort
- brengt voort
- brachten voort
- bracht voort
| |
| | hervorrufen [allgemein] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | voortbrengen [allgemein] - voortgebracht
- brengen voort
- brengt voort
- brachten voort
- bracht voort
| |
| | hervorrufen (v) [Ursache] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | uitlokken (v) [Ursache] - uitgelokt
- lokken uit
- lokt uit
- lokten uit
- lokte uit
| |
| | hervorrufen [Ursache] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | uitlokken [Ursache] - uitgelokt
- lokken uit
- lokt uit
- lokten uit
- lokte uit
| |
| | hervorrufen (v) [Aufmerksamkeit] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | wekken (v) [Aufmerksamkeit] - gewekt
- wekken
- wekt
- wekten
- wekte
| |
| | hervorrufen [Aufmerksamkeit] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | wekken [Aufmerksamkeit] - gewekt
- wekken
- wekt
- wekten
- wekte
| |
| | hervorrufen (v n) [To] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | oproepen (v n) [To] - opgeroepen
- roept op
- roepen op
- riepen op
- riep op
| |
| | hervorrufen [Katastrophe] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | aanstichten [Katastrophe] - aangesticht
- stichten aan
- sticht aan
- stichtten aan
- stichtte aan
| |
| | hervorrufen (v) [zuwegebringen] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | teweegbrengen (v) [zuwegebringen] - teweeggebracht
- brengen teweeg
- brengt teweeg
- bracht teweeg
- brachten teweeg
| |
| | hervorrufen [zuwegebringen] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | teweegbrengen [zuwegebringen] - teweeggebracht
- brengen teweeg
- brengt teweeg
- bracht teweeg
- brachten teweeg
| |
| | hervorrufen (v) [Katastrophe] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | teweegbrengen (v) [Katastrophe] - teweeggebracht
- brengen teweeg
- brengt teweeg
- bracht teweeg
- brachten teweeg
| |
| | hervorrufen [Katastrophe] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | teweegbrengen [Katastrophe] - teweeggebracht
- brengen teweeg
- brengt teweeg
- bracht teweeg
- brachten teweeg
| |
| | hervorrufen (v) [zuwegebringen] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | veroorzaken (v) [zuwegebringen] - veroorzaakt
- veroorzaakt
- veroorzaken
- veroorzaakte
- veroorzaakten
| |
| | hervorrufen [zuwegebringen] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | veroorzaken [zuwegebringen] - veroorzaakt
- veroorzaakt
- veroorzaken
- veroorzaakte
- veroorzaakten
| |
| | hervorrufen (v) [Ursache] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | veroorzaken (v) [Ursache] - veroorzaakt
- veroorzaakt
- veroorzaken
- veroorzaakte
- veroorzaakten
| |
| | hervorrufen [Ursache] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | veroorzaken [Ursache] - veroorzaakt
- veroorzaakt
- veroorzaken
- veroorzaakte
- veroorzaakten
| |
| | hervorrufen (v) [Katastrophe] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | veroorzaken (v) [Katastrophe] - veroorzaakt
- veroorzaakt
- veroorzaken
- veroorzaakte
- veroorzaakten
| |
| | hervorrufen [Katastrophe] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | veroorzaken [Katastrophe] - veroorzaakt
- veroorzaakt
- veroorzaken
- veroorzaakte
- veroorzaakten
| |
| | hervorrufen (v) [Aufmerksamkeit] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | prikkelen (v) [Aufmerksamkeit] - geprikkeld
- prikkelen
- prikkelt
- prikkelde
- prikkelden
| |
| | hervorrufen [Aufmerksamkeit] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | prikkelen [Aufmerksamkeit] - geprikkeld
- prikkelen
- prikkelt
- prikkelde
- prikkelden
| |
| | hervorrufen (v) [to evoke, educe] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | oproepen (v) [to evoke, educe] - opgeroepen
- roept op
- roepen op
- riepen op
- riep op
| |
| | hervorrufen (v) [to cause the manifestation of] - hervorgerufen
- rufst hervor
- rufen hervor
- riefst hervor
- riefen hervor
- ruf(e) hervor
| | oproepen (v) [to cause the manifestation of] - opgeroepen
- roept op
- roepen op
- riepen op
- riep op
| |
