Zoek woord goed sluiten heeft 2 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
goed sluiten (v) [bescherming] sichern (v) [bescherming]
goed sluiten (v) [bescherming] fest zu machen (v) [bescherming]

NL DE Vertalingen voor goed

goed (a) [moreel gedrag] {n} gerecht (a) [moreel gedrag]
goed (a) [moreel gedrag] {n} rechtschaffen (a) [moreel gedrag]
goed (o) [interjectie] {n} na ja (o) [interjectie]
goed (a) [wijs] {n} klug (a) [wijs]
goed (adj adv n v) [being acceptable, adequate, passable, or satisfactory] {n} akzeptabel (adj adv n v) [being acceptable, adequate, passable, or satisfactory]
goed (adj adv n v) [being acceptable, adequate, passable, or satisfactory] {n} genügend (adj adv n v) [being acceptable, adequate, passable, or satisfactory]
goed (n) [eigendom] {n} Besitz (n) {m} [eigendom]
goed {n} Eigentum {n}
goed (adj n) [tangible, movable property] {n} Habe (adj n) {f} [tangible, movable property]
goed (n) [eigendom] {n} Besitzstück (n) {n} [eigendom]

NL DE Vertalingen voor sluiten

sluiten (v n adj) [put an end to] {n} beenden (v n adj) [put an end to]
sluiten (v n) [to close curtains etc.] {n} zuziehen (v n) [to close curtains etc.] (sich)
sluiten (v) [deur] {n} schließen (v) [deur]
sluiten (v) [fabriek] {n} schließen (v) [fabriek]
sluiten (v n adj) [move (a door)] {n} schließen (v n adj) [move (a door)]
sluiten (v n adj) [put an end to] {n} schließen (v n adj) [put an end to]
sluiten (v) [subject] {n} schließen (v) [subject]
sluiten (v n) [to close] {n} schließen (v n) [to close]
sluiten (v) [vergadering] {n} schließen (v) [vergadering]
sluiten (v) [fabriek] {n} zumachen (v) [fabriek]