Zoek woord die Regel haben heeft 2 resultaten
Ga naar
DE Duits NL Nederlands
die Regel haben [Medizin] menstrueren [Medizin]
die Regel haben (v) [Medizin] menstrueren (v) [Medizin]

DE NL Vertalingen voor die

die (v n) [reverse or change the order of two] verwisselen (v n) [reverse or change the order of two]
die (v n) [reverse or change the order of two] omwisselen (v n) [reverse or change the order of two]
die [Relativpron. - Objekt - Sing.] dat [Relativpron. - Objekt - Sing.]
die (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.] dat (o) [Relativpron. - Objekt - Sing.]
die [Relativpron. - Subjekt - Sing.] dat [Relativpron. - Subjekt - Sing.]
die (o) [Relativpron. - Subjekt - Sing.] dat (o) [Relativpron. - Subjekt - Sing.]
die [indikatives Determinativ - sing.] dat [indikatives Determinativ - sing.]
die (a) [indikatives Determinativ - sing.] dat (a) [indikatives Determinativ - sing.]
die (pronoun adv int determiner) [nonstandard relative pronoun] dat (pronoun adv int determiner) [nonstandard relative pronoun]
die (conj determiner pronoun adv) [which] dat (conj determiner pronoun adv) [which]

DE NL Vertalingen voor regel

Regel (n) [typisches Verhalten] {f} regel (n) {m} [typisches Verhalten]
Regel (n) [Grammatik] {f} regel (n) {m} [Grammatik]
Regel (n) [Verhaltensvorschrift] {f} regel (n) {m} [Verhaltensvorschrift]
Regel (n) [Vorschrift] {f} regel (n) {m} [Vorschrift]
Regel [Grammatik] {f} regel {m} [Grammatik]
Regel [Vorschrift] {f} regel {m} [Vorschrift]
Regel (n v) [regulation] {f} regel (n v) {m} [regulation]
Regel [Vorschrift] {f} voorschrift {n} [Vorschrift]
Regel (n) [Vorschrift] {f} voorschrift (n) {n} [Vorschrift]
Regel [Vorschrift] {f} reglementering {f} [Vorschrift]

DE NL Vertalingen voor haben

haben (v) [Sache] hebben (v) [Sache]
haben (v) [Hilfsverb] hebben (v) [Hilfsverb]
haben (v) [allgemein] hebben (v) [allgemein]
haben (v n) [colloquial: understand] snappen (v n) [colloquial: understand]
haben (v n) [colloquial: understand] begrijpen (v n) [colloquial: understand]
haben (v n) [colloquial: understand] verstaan (v n) [colloquial: understand]
haben [allgemein] hebben [allgemein]