| darlegen (v) [to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression] - dargelegt
- legst dar
- legen dar
- legtest dar
- legten dar
- leg(e) dar
| | verwoorden (v) [to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression] - verwoord
- verwoorden
- verwoordt
- verwoordden
- verwoordde
| |
| darlegen (v) [to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression] - dargelegt
- legst dar
- legen dar
- legtest dar
- legten dar
- leg(e) dar
| | formuleren (v) [to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression] - geformuleerd
- formuleren
- formuleert
- formuleerden
- formuleerde
| |
| darlegen [erklären] - dargelegt
- legst dar
- legen dar
- legtest dar
- legten dar
- leg(e) dar
| | demonstreren [erklären] - gedemonstreerd
- demonstreren
- demonstreert
- demonstreerden
- demonstreerde
| |
| darlegen (v) [erklären] - dargelegt
- legst dar
- legen dar
- legtest dar
- legten dar
- leg(e) dar
| | demonstreren (v) [erklären] - gedemonstreerd
- demonstreren
- demonstreert
- demonstreerden
- demonstreerde
| |
| darlegen [Vorschlag] - dargelegt
- legst dar
- legen dar
- legtest dar
- legten dar
- leg(e) dar
| | voorleggen [Vorschlag] - voorgelegd
- leggen voor
- legt voor
- legden voor
- legde voor
| |
| darlegen (v) [Vorschlag] - dargelegt
- legst dar
- legen dar
- legtest dar
- legten dar
- leg(e) dar
| | voorleggen (v) [Vorschlag] - voorgelegd
- leggen voor
- legt voor
- legden voor
- legde voor
| |
| darlegen [erklären] - dargelegt
- legst dar
- legen dar
- legtest dar
- legten dar
- leg(e) dar
| | uiteenzetten [erklären] - uiteengezet
- zetten uiteen
- zet uiteen
- zetten uiteen
- zette uiteen
| |
| darlegen (v) [erklären] - dargelegt
- legst dar
- legen dar
- legtest dar
- legten dar
- leg(e) dar
| | uiteenzetten (v) [erklären] - uiteengezet
- zetten uiteen
- zet uiteen
- zetten uiteen
- zette uiteen
| |