Woxikon / Woordenboek / Nederlands Portugees / T / tecido para fazer ternos

NL PT Nederlands Portugees vertalingen voor tecido para fazer ternos

Zoek woord tecido para fazer ternos heeft eén resultaat
Ga naar
PT Portugees NL Nederlands
tecido para fazer ternos (n) [vestimenta - homem] {m} herenstof (n) {m} [vestimenta - homem]

PT NL Vertalingen voor tecido

tecido (n) [aggregation of cells] {m} weefsel (n) {n} [aggregation of cells]
tecido (n) [biologia] {m} weefsel (n) {n} [biologia]
tecido (n) [material made of fibers] {m} weefsel (n) {n} [material made of fibers]
tecido (n) [tecidos] {m} weefsel (n) {n} [tecidos]
tecido (n) [woven fabric] {m} weefsel (n) {n} [woven fabric]
tecido (n) [biologia] {m} celweefsel (n) {n} [biologia]
tecido (n) [woven fabric] {m} kleed (n) [woven fabric] (n (Belgium))
tecido (n) [woven fabric] {m} doek (n) {n} [woven fabric]
tecido (n) [material made of fibers] {m} stof (n) {n} [material made of fibers]
tecido (n) [tecidos] {m} stof (n) {n} [tecidos]

PT NL Vertalingen voor para

para (o) [causando] naar (o) [causando]
para (o) [destino] naar (o) [destino]
para (o) [direção] naar (o) [direção]
para (o) [geral] naar (o) [geral]
para (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at] naar (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at]
para (conj prep) [towards] naar (conj prep) [towards]
para (adv n) [to some other place] elders (adv n) [to some other place]
para (adv int n pronoun) [to or into that place; thither] aldaar (adv int n pronoun) [to or into that place; thither]
para (adv) [to that place] aldaar (adv) [to that place]
para (adv prep adj n v) [toward the top] op (adv prep adj n v) [toward the top]

PT NL Vertalingen voor fazer

fazer (v) [discurso] afsteken (v) [discurso]
fazer (v) [ação] opmaken (v) [ação]
fazer (v) [cama] opmaken (v) [cama]
fazer (v) [geral] opmaken (v) [geral]
fazer (n v) [(transitive) to lie on, or adjacent to a border] grenzen aan (n v) [(transitive) to lie on, or adjacent to a border]
fazer (v) [fabricar] bouwen (v) {n} [fabricar]
fazer (v) [fabricar] fabriceren (v) [fabricar]
fazer (v) [fabricar] vervaardigen (v) [fabricar]
fazer (v) [fabricar] construeren (v) [fabricar]
fazer (n v) [to produce as a result] veroorzaken (n v) [to produce as a result]