Zoek woord ongeluk heeft 30 resultaten
NL Nederlands PT Portugees
ongeluk (n) [verkeer] {n} infortúnio (n) {m} [verkeer]
ongeluk (n) [verkeer] {n} acidente (n) {m} [verkeer]
ongeluk (n) [unexpected event with negative consequences] {n} acidente (n) {m} [unexpected event with negative consequences]
ongeluk (n) [tegenslag] {n} acidente (n) {m} [tegenslag]
ongeluk (n) [gebeurtenis] {n} acidente (n) {m} [gebeurtenis]
NL Nederlands PT Portugees
ongeluk (n) [algemeen] {n} acidente (n) {m} [algemeen]
ongeluk (n) [verkeer] {n} má sorte (n) {f} [verkeer]
ongeluk (n) [tegenslag] {n} má sorte (n) {f} [tegenslag]
ongeluk (n) [gebeurtenis] {n} má sorte (n) {f} [gebeurtenis]
ongeluk (n) [algemeen] {n} má sorte (n) {f} [algemeen]
ongeluk (n) [verkeer] {n} azar (n) {m} [verkeer]
ongeluk (n) [tegenslag] {n} azar (n) {m} [tegenslag]
ongeluk (n) [misfortune] {n} azar (n) {m} [misfortune]
ongeluk (n) [gebeurtenis] {n} azar (n) {m} [gebeurtenis]
ongeluk (n) [algemeen] {n} azar (n) {m} [algemeen]
ongeluk (n) [algemeen] {n} desgraça (n) {f} [algemeen]
ongeluk (n) [tegenslag] {n} infortúnio (n) {m} [tegenslag]
ongeluk (n) [gebeurtenis] {n} infortúnio (n) {m} [gebeurtenis]
ongeluk (n) [algemeen] {n} infortúnio (n) {m} [algemeen]
ongeluk (n) [verkeer] {n} adversidade (n) {f} [verkeer]
ongeluk (n) [tegenslag] {n} adversidade (n) {f} [tegenslag]
ongeluk (n) [gebeurtenis] {n} adversidade (n) {f} [gebeurtenis]
ongeluk (n) [algemeen] {n} adversidade (n) {f} [algemeen]
ongeluk (n) [verkeer] {n} batida (n) {f} [verkeer]
ongeluk (n) [tegenslag] {n} batida (n) {f} [tegenslag]
ongeluk (n) [gebeurtenis] {n} batida (n) {f} [gebeurtenis]
ongeluk (n) [algemeen] {n} batida (n) {f} [algemeen]
ongeluk (n) [verkeer] {n} desgraça (n) {f} [verkeer]
ongeluk (n) [tegenslag] {n} desgraça (n) {f} [tegenslag]
ongeluk (n) [gebeurtenis] {n} desgraça (n) {f} [gebeurtenis]
NL Synoniemen voor ongeluk PT Vertalingen
gesel [beproeving] m Geißel {f}
onheil [beproeving] n Unglück {n}
plaag [beproeving] m Geißel {f}
rampspoed [beproeving] m Missgeschick {n}
slag [beproeving] m Schlacht {f}
tegenspoed [beproeving] m Ungemach {n}
vloek [beproeving] m Schimpfwort {n}
ramp [beproeving] m Desaster {n}
gevaar [ellende] n Bedrohung {f}
noodlot [catastrofe] n Glück {n}
tragedie [catastrofe] f Tragödie {f}
schade [kwaad] m Schaden {m}
tegenslag [pech] m Ungemach {n}
pech [tegenslag] m Unglück {n}
strop [tegenslag] m Falle {f}
tegenvaller [tegenslag] m Malheur {n}
beproeving [ramp] f Trübsal {f}
catastrofe [tragedie] m Unglück {n}