Woxikon / Woordenboek / Nederlands Portugees / M / maak dat je wegkomt

NL PT Nederlands Portugees vertalingen voor maak dat je wegkomt

Zoek woord maak dat je wegkomt heeft 3 resultaten
Ga naar
NL Nederlands PT Portugees
maak dat je wegkomt (o) [scheer je weg] fora (o) {f} [scheer je weg]
maak dat je wegkomt (o) [scheer je weg] fora daqui (o) [scheer je weg]
maak dat je wegkomt (o) [scheer je weg] passa fora (o) [scheer je weg]

NL PT Vertalingen voor dat

dat (determiner pronoun n) [(''relative'') who, whom, what] que (determiner pronoun n) [(''relative'') who, whom, what]
dat (o) [aanwijzend] que (o) [aanwijzend]
dat (o) [aanwijzend voornaamwoord] que (o) [aanwijzend voornaamwoord]
dat (o) [bettr. vnw. - onderwerp - enk.] que (o) [bettr. vnw. - onderwerp - enk.]
dat (o) [bettr. vnw. - voorwerp. - enk.] que (o) [bettr. vnw. - voorwerp. - enk.]
dat (conj determiner pronoun adv) [connecting a noun clause] que (conj determiner pronoun adv) [connecting a noun clause]
dat (pronoun adv int determiner) [nonstandard relative pronoun] que (pronoun adv int determiner) [nonstandard relative pronoun]
dat (o) [voegwoord] que (o) [voegwoord]
dat (conj determiner pronoun adv) [which] que (conj determiner pronoun adv) [which]
dat (conj determiner pronoun adv) [that thing] essa (conj determiner pronoun adv) {f} [that thing]

NL PT Vertalingen voor je

je (pronoun determiner) [one] a (pronoun determiner) [one]
je (o) [algemeen] no (o) [algemeen]
je (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.] no (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.]
je (o) [wederkerend vnw. - enk.] no (o) [wederkerend vnw. - enk.]
je (o) [algemeen] o (o) [algemeen]
je (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.] o (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.]
je (o) [wederkerend vnw. - enk.] o (o) [wederkerend vnw. - enk.]
je (pronoun) [belonging to you (singular; one owner)] seu (pronoun) [belonging to you (singular; one owner)]
je (a) [bez. bijv. nw. - mv. - één pers.] seu (a) [bez. bijv. nw. - mv. - één pers.]
je (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] seu (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]