Zoek woord fugir heeft 39 resultaten
PT Portugees NL Nederlands
fugir (v) [tarefa] ontkomen aan (v) [tarefa]
fugir (v) [movimento] wegrennen (v) [movimento]
fugir (v) [to escape from] ontkomen (v) [to escape from]
fugir (v) [perigo] vluchten (v) [perigo]
fugir (v) [preso] vluchten (v) [preso]
PT Portugees NL Nederlands
fugir (v) [tarefa] vluchten (v) [tarefa]
fugir (n v adj) [to flee] vluchten (n v adj) [to flee]
fugir (v) [to flee by running] vluchten (v) [to flee by running]
fugir (v) [to run away; to escape] vluchten (v) [to run away; to escape]
fugir (v) [preso] ontkomen aan (v) [preso]
fugir (v) [pôr-se em fuga] er vandoor gaan (v) [pôr-se em fuga]
fugir (v) [perigo] ontvluchten (v) [perigo]
fugir (v) [preso] ontvluchten (v) [preso]
fugir (v) [to escape from] ontvluchten (v) [to escape from]
fugir (v) [responsabilidade] zich onttrekken aan (v) [responsabilidade]
fugir (v) [to withdraw from] zich terugtrekken (v) [to withdraw from]
fugir (v) [responsabilidade] er onderuit weten te komen (v) [responsabilidade]
fugir (v) [geral] met de noorderzon vertrekken (v) [geral]
fugir (v) [to flee by running] weglopen (v) [to flee by running] (Belgium)
fugir (v) [to run away; to escape] wegvluchten (v) [to run away; to escape]
fugir (v) [tarefa] ontsnappen (v) [tarefa]
fugir (v) [tarefa] ontsnappen aan (v) [tarefa]
fugir (v) [geral] onderduiken (v) [geral]
fugir (v) [escapar] losbreken (v) [escapar]
fugir (v) [preso] losbreken (v) [preso]
fugir (v) [escapar] uitbreken (v) [escapar]
fugir (v) [preso] uitbreken (v) [preso]
fugir (v) [escapar] ontsnappen (v) [escapar]
fugir (v) [perigo] ontsnappen (v) [perigo]
fugir (v) [preso] ontsnappen (v) [preso]
fugir (v) [preso] ontsnappen aan (v) [preso]
fugir (v n) [to get free] ontsnappen (v n) [to get free]
fugir (v) [to run away; to escape] ontsnappen (v) [to run away; to escape]
fugir (v) [to escape from] ontlopen (v) [to escape from]
fugir (v) [escapar] zijn biezen pakken (v) [escapar]
fugir (v) [pôr-se em fuga] zijn biezen pakken (v) [pôr-se em fuga]
fugir (v) [escapar] zich uit de voeten maken (v) [escapar]
fugir (v) [pôr-se em fuga] zich uit de voeten maken (v) [pôr-se em fuga]
fugir (v) [escapar] er vandoor gaan (v) [escapar]

Portugees Nederlands vertalingen