Woxikon / Woordenboek / Nederlands Italiaans / S / separare

NL IT Nederlands Italiaans vertalingen voor separare

Zoek woord separare heeft 28 resultaten
Ga naar Italiaans » Nederlands
IT Italiaans NL Nederlands
separare (adj v n) [disunite something from one thing] scheiden (adj v n) {n} [disunite something from one thing]
separare (v) [organizzazione] een breuk veroorzaken tussen (v) [organizzazione]
separare (v) [organizzazione] uiteen doen vallen (v) [organizzazione]
separare (v n) [to part or divide] splijten (v n) [to part or divide]
separare (v) [classificazione] schiften (v) [classificazione]
IT Italiaans NL Nederlands
separare (v) [classificazione] sorteren (v) {n} [classificazione]
separare (v) [tramezzo] uit elkaar halen (v) [tramezzo]
separare (v) [politica] uit elkaar halen (v) [politica]
separare (v) [oggetti] uit elkaar halen (v) [oggetti]
separare (v) [dissociare] uit elkaar halen (v) [dissociare]
separare (v) [chimica] uit elkaar halen (v) [chimica]
separare (v) [tramezzo] scheiden (v) {n} [tramezzo]
separare (v) [politica] scheiden (v) {n} [politica]
separare (v) [oggetti] scheiden (v) {n} [oggetti]
separare (v) [chimica] afscheiden (v) [chimica]
separare (v) [dissociare] scheiden (v) {n} [dissociare]
separare (v) [chimica] scheiden (v) {n} [chimica]
separare (v) [organizzazione] verdelen (v) [organizzazione]
separare (v) [classificazione] rangschikken (v) [classificazione]
separare (v) [tramezzo] afzonderen (v) [tramezzo]
separare (v) [politica] afzonderen (v) [politica]
separare (v) [oggetti] afzonderen (v) [oggetti]
separare (v) [dissociare] afzonderen (v) [dissociare]
separare (v) [chimica] afzonderen (v) [chimica]
separare (v) [tramezzo] afscheiden (v) [tramezzo]
separare (v) [politica] afscheiden (v) [politica]
separare (v) [oggetti] afscheiden (v) [oggetti]
separare (v) [dissociare] afscheiden (v) [dissociare]

Italiaans Nederlands vertalingen

IT Synoniemen voor separare NL Vertalingen
dividere [scindere] delen
discernere [scindere] onderscheiden
sciogliere [slegare] losmaken
disfare [slegare] losmaken
svincolare [slegare] declareren
disgiungere [slegare] uit elkaar halen
allontanare [mettere in disparte] voorkomen {n}
isolare [mettere in disparte] isoleren
segregare [mettere in disparte] afzonderen
decomporre [disgregare] ontbinden
scindere [disgregare] opsplitsen
interrompere [sconnettere] onderbreken
staccare [disunire] afhaken
scomporre [disunire] rotten
disordinare [disunire] wanorde scheppen
dissociare [disgiungere] scheiden {n}
distinguere [rimuovere] onderscheiden
intervallare [staccare] uit elkaar plaatsen
distanziare [staccare] voorbijlopen
spartire [dividere] uitstrekken