Zoek woord pratica heeft 11 resultaten
IT Italiaans NL Nederlands
pratica (n) [abitudine] {f} gebruik (n) {n} [abitudine]
pratica (n) [abitudine] {f} gewoonte (n) {f} [abitudine]
pratica (n) [abitudine] {f} praktijk (n) {m} [abitudine]
pratica (n) [generale] {f} praktijk (n) {m} [generale]
pratica (n) [istruzione] {f} praktijk (n) {m} [istruzione]
IT Italiaans NL Nederlands
pratica (n) [professione] {f} praktijk (n) {m} [professione]
pratica (n) [istruzione] {f} oefening (n) {f} [istruzione]
pratica (n) [destrezza] {f} ervaring (n) {f} [destrezza]
pratica (n) [destrezza] {f} leerschool (n) {m} [destrezza]
pratica (n) [abitudine] {f} conventie (n) {f} [abitudine]
pratica (n) [esame] {f} praktijkexamen (n) {n} [esame]

Italiaans Nederlands vertalingen

IT Synoniemen voor pratica NL Vertalingen
costume [consuetudine] m klederdracht
usanza [consuetudine] f vervelende gewoonte {f}
uso [consuetudine] m gebruik {n}
abito [consuetudine] m kledingstuk {n}
assuefazione [consuetudine] f gewenning {f}
abitudine [consuetudine] f tic {m}
insegnamento [allenamento] m onderwijzing (n)
istruzione [allenamento] f onderwijs {n}
tirocinio [allenamento] m leertijd {m}
addestramento [allenamento] m drillen {n}
rapporto [dimestichezza] m verslag {n}
familiarità [dimestichezza] f bekendheid {f}
consapevolezza [dimestichezza] f bewustzijn {n}
comprensione [dimestichezza] f begrip {n}
esperienza [dimestichezza] f kennis {m}
conoscenza [dimestichezza] f bewustzijn {n}
confidenza [familiarità] f vertrouwelijkheid {f}
consuetudine [familiarità] f gewoonte {f}
voga [abitudine] f mode {m}
tradizione [abitudine] f traditie {f}