Zoek woord voet bij stuk houden heeft 8 resultaten
NL Nederlands FR Frans
voet bij stuk houden [mening] tenir bon [mening]
voet bij stuk houden [overtuiging] tenir bon [overtuiging]
voet bij stuk houden [mening] tenir ferme [mening]
voet bij stuk houden [overtuiging] tenir ferme [overtuiging]
voet bij stuk houden [mening] tenir tête [mening]

NL FR Vertalingen voor voet

voet {m} pied {m}
voet [anatomie] {m} pied {m} [anatomie]
voet [berg] {m} pied {m} [berg]
voet [boom] {m} pied {m} [boom]
voet [kous] {m} pied {m} [kous]
voet [maten - gewichten] {m} pied {m} [maten - gewichten]
voet (n v) [part of human body] {m} pied (n v) {m} [part of human body]
voet (n v) [unit of measure] {m} pied (n v) {m} [unit of measure]
voet (n) [distance of one footstep] {m} pas (n) {m} [distance of one footstep]
voet (n) [distance of one footstep] {m} enjambée (n) [distance of one footstep]

NL FR Vertalingen voor bij

bij (prep adv adj n) [near, or next to] {m} au bord de (prep adv adj n) [near, or next to]
bij [dimensie] {m} sur [dimensie]
bij [in het gezelschap van] {m} près de [in het gezelschap van]
bij [ligging] {m} près de [ligging]
bij [nabijheid] {m} près de [nabijheid]
bij [in het gezelschap van] {m} à côté de [in het gezelschap van]
bij [ligging] {m} à côté de [ligging]
bij [nabijheid] {m} à côté de [nabijheid]
bij (prep adv adj n) [near, or next to] {m} à côté de (prep adv adj n) [near, or next to]
bij [in het gezelschap van] {m} proche de [in het gezelschap van]

NL FR Vertalingen voor stuk

stuk (adj n v) [slab of meat] {n} coupe (adj n v) {f} [slab of meat]
stuk [deel] {n} partie {f} [deel]
stuk [lap grond] {n} partie {f} [lap grond]
stuk (n v prep) [cuboid piece of any commodity] {n} barre (n v prep) {f} [cuboid piece of any commodity]
stuk [deel] {n} part {f} [deel]
stuk [deel] {n} portion {f} [deel]
stuk {n} morceau {m}
stuk (n v) [a part of something] {n} morceau (n v) {m} [a part of something]
stuk [deel] {n} morceau {m} [deel]
stuk [lap grond] {n} morceau {m} [lap grond]

NL FR Vertalingen voor houden

houden [algemeen] prononcer [algemeen]
houden [positie] prononcer [positie]
houden [toespraak] prononcer [toespraak]
houden [beroep] garder [beroep]
houden [algemeen] faire [algemeen]
houden [positie] faire [positie]
houden [toespraak] faire [toespraak]
houden [toespraak] réciter [toespraak]
houden [toespraak] déclamer [toespraak]
houden [algemeen] tenir [algemeen]