Zoek woord ronduit de waarheid zeggen heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands FR Frans
ronduit de waarheid zeggen [eerlijkheid] être franc avec [eerlijkheid]

NL FR Vertalingen voor ronduit

ronduit [ontkenning] absolument [ontkenning]
ronduit [weigering] absolument [weigering]
ronduit [versterkend woord] simplement [versterkend woord]
ronduit [ontkenning] catégoriquement [ontkenning]
ronduit [weigering] catégoriquement [weigering]
ronduit [eerlijkheid] carrément [eerlijkheid]
ronduit [eerlijkheid] franchement [eerlijkheid]
ronduit (adv) [in a frank, open or (too) honest manner] franchement (adv) [in a frank, open or (too) honest manner]
ronduit [versterkend woord] franchement [versterkend woord]
ronduit [versterkend woord] tout bonnement [versterkend woord]

NL FR Vertalingen voor de

de (adj v) [permitted to] capable (adj v) [permitted to]
de le
de (article adv) [article] le (article adv) [article]
de [bepaald lidwoord] le [bepaald lidwoord]
de (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] le (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
de (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts] le (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts]
de (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] le (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class]
de (v n) [raise a corner of the upper lip slightly in scorn] ricaner (v n) [raise a corner of the upper lip slightly in scorn]
de (article adv) [article] la (article adv) [article]
de [bepaald lidwoord] la [bepaald lidwoord]

NL FR Vertalingen voor waarheid

waarheid [algemeen] {f} vrai {m} [algemeen]
waarheid [algemeen] {f} vérité {f} [algemeen]
waarheid (n) [conformity to fact or reality] {f} vérité (n) {f} [conformity to fact or reality]
waarheid (n) [something acknowledged to be true] {f} vérité (n) {f} [something acknowledged to be true]
waarheid (n) [that which is real] {f} vérité (n) {f} [that which is real]
waarheid (n) [true facts] {f} vérité (n) {f} [true facts]
waarheid (n) [conformity to fact or reality] {f} verdad (n) [conformity to fact or reality] (n)

NL FR Vertalingen voor zeggen

zeggen [aanwijzing] dénoter [aanwijzing]
zeggen [aanwijzing] indiquer [aanwijzing]
zeggen [algemeen] indiquer [algemeen]
zeggen [informatie] indiquer [informatie]
zeggen [orde] indiquer [orde]
zeggen [waarschuwing] indiquer [waarschuwing]
zeggen [aanwijzing] révéler [aanwijzing]
zeggen [aanwijzing] être l'indice de [aanwijzing]
zeggen (adj v adv) [say] prononcer (adj v adv) [say]
zeggen dire