Zoek woord La Vie avant tout heeft eén resultaat
Ga naar

FR NL Vertalingen voor la

daar
(o) [destination] daar (o) [destination]
(o) [général] daar (o) [général]
(adv int n pronoun) [in or at that place] daar (adv int n pronoun) [in or at that place]
(o) [lieu] daar (o) [lieu]
(o) [destination] aldaar (o) [destination]
(o) [lieu] aldaar (o) [lieu]
(adv int n pronoun) [to or into that place; thither] aldaar (adv int n pronoun) [to or into that place; thither]
(adv) [to that place] aldaar (adv) [to that place]
(o) [destination] op die plaats (o) [destination]

FR NL Vertalingen voor vie

vie (n) [général] (f] de famille [f) zijn (n) {n} [général]
vie (n) [être] (f] de famille [f) zijn (n) {n} [être]
vie (n) [général] (f] de famille [f) bestaan (n) {n} [général]
vie (n) [être] (f] de famille [f) bestaan (n) {n} [être]
vie (f] de famille [f) leven {n}
vie (n) [général] (f] de famille [f) leven (n) {n} [général]
vie (n) [être] (f] de famille [f) leven (n) {n} [être]
vie (n) [personne] (f] de famille [f) levensduur (n) {m} [personne]
vie (n) [personne] (f] de famille [f) levenstijd (n) {m} [personne]

FR NL Vertalingen voor avant

avant {m} voor {m}
avant (prep adv conj) [earlier than in time] {m} voor (prep adv conj) {m} [earlier than in time]
avant (prep adv conj) [in front of according to an ordering system] {m} voor (prep adv conj) {m} [in front of according to an ordering system]
avant (o) [temps] {m} voor (o) {m} [temps]
avant (o) [temps] {m} vroeger dan (o) [temps]
avant (o) [temps] {m} eerder dan (o) [temps]
avant (o) [temps] {m} alvorens (o) [temps]
avant (prep adv conj) [earlier than in time] {m} voordat (prep adv conj) [earlier than in time]
avant (o) [temps] {m} voordat (o) [temps]
avant (o) [temps] {m} eer (o) {m} [temps]

FR NL Vertalingen voor tout

tout (a) [entier] {m} compleet (a) [entier]
tout (a) [quantité] {m} compleet (a) [quantité]
tout (o) [général] {m} helemaal (o) [général]
tout (adv determiner n) [intensifier] {m} helemaal (adv determiner n) [intensifier]
tout (a) [entier] {m} totaal (a) {n} [entier]
tout (n adj v) [entire] {m} totaal (n adj v) {n} [entire]
tout (adv determiner n) [intensifier] {m} totaal (adv determiner n) {n} [intensifier]
tout (a) [quantité] {m} totaal (a) {n} [quantité]
tout (n) [ensemble] {m} geheel (n) {n} [ensemble]
tout (a) [entier] {m} geheel (a) {n} [entier]