| voorstellen (v) [theorie] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | vorschlagen (v) [theorie] - vorgeschlagen
- schlägst vor
- schlagen vor
- schlugen vor
- schlugst vor
- schlag(e) vor
| |
| voorstellen (v) - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | vorschlagen (v) - vorgeschlagen
- schlägst vor
- schlagen vor
- schlugen vor
- schlugst vor
- schlag(e) vor
| |
| voorstellen (v) [theorie] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | vorlegen (v) [theorie] - vorgelegt
- legen vor
- legst vor
- legtest vor
- legten vor
- leg(e) vor
| |
| voorstellen (v) [symbool] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | darstellen (v) [symbool] - dargestellt
- stellen dar
- stellst dar
- stellten dar
- stelltest dar
- stell(e) dar
| |
| voorstellen (v) [kunst] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | darstellen (v) [kunst] - dargestellt
- stellen dar
- stellst dar
- stellten dar
- stelltest dar
- stell(e) dar
| |
| voorstellen (v) [karakteriseren] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | ausmalen (v) [karakteriseren] - ausgemalt
- malst aus
- malen aus
- maltest aus
- malten aus
- mal(e) aus
| |
| voorstellen (v) [theorie] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | vortragen (v) [theorie] - vorgetragen
- tragen vor
- trägst vor
- trugst vor
- trugen vor
- trag(e) vor
| |
| voorstellen (v) [plan] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | vortragen (v) [plan] - vorgetragen
- tragen vor
- trägst vor
- trugst vor
- trugen vor
- trag(e) vor
| |
| voorstellen (v) [plan] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | vorstellen (v) [plan] - vorgestellt
- stellst vor
- stellen vor
- stelltest vor
- stellten vor
- stell(e) vor
| |
| voorstellen (v) [persoon] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | vorstellen (v) [persoon] - vorgestellt
- stellst vor
- stellen vor
- stelltest vor
- stellten vor
- stell(e) vor
| |
| voorstellen (v) [karakteriseren] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | schildern (v) [karakteriseren] - geschildert
- schilderst
- schildern
- schildertest
- schilderten
- schild(e)re
| |
| voorstellen (v) [karakteriseren] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | kennzeichnen (v) [karakteriseren] - gekennzeichnet
- kennzeichnest
- kennzeichnen
- kennzeichnetest
- kennzeichneten
- kennzeichne
| |
| voorstellen (v) [karakteriseren] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | charakterisieren (v) [karakteriseren] - charakterisiert
- charakterisierst
- charakterisieren
- charakterisiertest
- charakterisierten
- charakterisiere
| |
| voorstellen (v) [karakteriseren] - voorgesteld
- stelt voor
- stellen voor
- stelde voor
- stelden voor
| | beschreiben (v) [karakteriseren] - beschrieben
- beschreibst
- beschreiben
- beschriebst
- beschrieben
- beschreib(e)
| |