Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / V / vereinigen (sich)

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor vereinigen (sich)

Zoek woord vereinigen (sich) heeft 6 resultaten
Ga naar Duits » Nederlands
DE Duits NL Nederlands
vereinigen (sich) [Gesellschaft] zich verenigen [Gesellschaft]
vereinigen (sich) [Gruppe] zich verenigen [Gruppe]
vereinigen (sich) [Gesellschaft] samensmelten [Gesellschaft]
vereinigen (sich) [Gesellschaft] samengroeien [Gesellschaft]
vereinigen (sich) [Gesellschaft] zich aaneensluiten [Gesellschaft]
DE Duits NL Nederlands
vereinigen (sich) [Gesellschaft] fuseren [Gesellschaft]

DE NL Vertalingen voor vereinigen

vereinigen (v) [fuse into a single entity] verbinden (v) {n} [fuse into a single entity]
vereinigen (v) [Gesellschaft] zich verenigen (v) [Gesellschaft]
vereinigen (v) [Gruppe] zich verenigen (v) [Gruppe]
vereinigen [konsolidieren] zich verenigen [konsolidieren]
vereinigen (v) [konsolidieren] zich verenigen (v) [konsolidieren]
vereinigen (v) [Gesellschaft] samensmelten (v) [Gesellschaft]
vereinigen (v) [to join into a single mass] samensmelten (v) [to join into a single mass]
vereinigen (v) [Gesellschaft] samengroeien (v) [Gesellschaft]
vereinigen (v) [Gesellschaft] zich aaneensluiten (v) [Gesellschaft]
vereinigen [konsolidieren] zich aaneensluiten [konsolidieren]

DE NL Vertalingen voor sich

sich (o) [Reflexivpronomen - sing.] zich (o) [Reflexivpronomen - sing.]
sich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich] zich (o) [Reflexivpronomen - sing. - höflich]
sich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich] zich (o) [Reflexivpronomen - pl. - höflich]
sich (o) [Reflexivpronomen] zich (o) [Reflexivpronomen]
sich (v) [Reflexivpronomen] zich (v) [Reflexivpronomen]
sich (v) [take action with respect to (someone or something)] behandelen (v) [take action with respect to (someone or something)]
sich (v n) [to pass from here to there; to transmit] verplaatsen (v n) [to pass from here to there; to transmit]
sich (v) [to hide (something)] wegrennen (v) [to hide (something)]
sich [allgemein] je [allgemein]
sich [allgemein] jij [allgemein]