Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / L / liefern

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor liefern

Zoek woord liefern heeft 27 resultaten
Ga naar Duits » Nederlands
DE Duits NL Nederlands
liefern (v) verstrekken (v)
liefern (v) [Naturprodukt] opleveren (v) [Naturprodukt]
liefern (v) [Ware] verstrekken (v) [Ware]
liefern (v) [Information] verstrekken (v) [Information]
liefern (v) [Auskunft] verstrekken (v) [Auskunft]
DE Duits NL Nederlands
liefern [Handel] leveren {n} [Handel]
liefern [Auskunft] verstrekken [Auskunft]
liefern (v) [Waren] bestellen (v) [Waren]
liefern [Waren] bestellen [Waren]
liefern (v) [Waren] bezorgen (v) [Waren]
liefern [Waren] bezorgen [Waren]
liefern (v) [Waren] leveren (v) {n} [Waren]
liefern [Waren] leveren {n} [Waren]
liefern (v) [Handel] leveren (v) {n} [Handel]
liefern [abgeben] overhandigen [abgeben]
liefern (v) [Auskunft] leveren (v) {n} [Auskunft]
liefern [Auskunft] leveren {n} [Auskunft]
liefern (v) [Auskunft] verschaffen (v) {n} [Auskunft]
liefern [Auskunft] verschaffen {n} [Auskunft]
liefern (v) [Auskunft] voorzien van (v) [Auskunft]
liefern [Auskunft] voorzien van [Auskunft]
liefern (v) [bring or transport something to its destination] afleveren (v) [bring or transport something to its destination]
liefern (v) [Waren] afleveren (v) [Waren]
liefern [Waren] afleveren [Waren]
liefern (v) [abgeben] presenteren (v) [abgeben]
liefern [abgeben] presenteren [abgeben]
liefern (v) [abgeben] overhandigen (v) [abgeben]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor liefern NL Vertalingen
eintreffen [vorfahren] arriveren
ankommen [vorfahren] bereiken {n}
anfahren [vorfahren] afsnauwen
einlaufen [vorfahren] gaan in
heranbringen [vorfahren] leiden tot
bringen [abliefern] brengen
übergeben [abliefern] overgeven
bezahlen [abliefern] betalen
übermitteln [abliefern] overleveren
beibringen [abliefern] bijbrengen
ausliefern [abliefern] uitleveren
abführen [abliefern] wegdragen
überweisen [abliefern] toewijzen
einzahlen [abliefern] op een rekening zetten
zustellen [abliefern] afleveren
zahlen [abliefern] betalen
hinschleppen [abliefern] (sich aanhouden {n}
geben [senden] geven
übertragen [senden] een transfusie geven
transportieren [senden] transporteren