Woxikon / Woordenboek / Nederlands Duits / I / in einer ernsten Notlage sein

NL DE Nederlands Duits vertalingen voor in einer ernsten Notlage sein

Zoek woord in einer ernsten Notlage sein heeft 4 resultaten
Ga naar

DE NL Vertalingen voor in

in (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at] naar (particle prep adv) [in the direction of, and arriving at]
in (v) [to provoke someone to do wrong] verleiden (v) [to provoke someone to do wrong]
in [Nähe] bij {m} [Nähe]
in (o) [Nähe] bij (o) {m} [Nähe]
in [Nähe] op [Nähe]
in (o) [Nähe] op (o) [Nähe]
in (adj adv) [on fire] in vuur en vlam (adj adv) [on fire]
in [Nähe] aan [Nähe]
in (o) [Nähe] aan (o) [Nähe]
in [Mode] in [Mode]

DE NL Vertalingen voor einer

einer [Kardinalzahl] een {m} [Kardinalzahl]
einer (o) [Kardinalzahl] een (o) {m} [Kardinalzahl]
einer één {n}
einer [allgemein] één van beide [allgemein]
einer (a) [allgemein] één van beide (a) [allgemein]
einer [Indefinitpronomen - Fragewörter] iemand [Indefinitpronomen - Fragewörter]
einer (o) [Indefinitpronomen - Fragewörter] iemand (o) [Indefinitpronomen - Fragewörter]
einer [Indefinitpronomen - Negationen] iemand [Indefinitpronomen - Negationen]
einer (o) [Indefinitpronomen - Negationen] iemand (o) [Indefinitpronomen - Negationen]

DE NL Vertalingen voor notlage

Notlage (n) [Situation] {f} noodtoestand (n) {m} [Situation]
Notlage (n adj) [situation requiring urgent assistance] {f} nood (n adj) {m} [situation requiring urgent assistance]
Notlage [missliche Lage] {f} situatie {f} [missliche Lage]
Notlage (n) [missliche Lage] {f} situatie (n) {f} [missliche Lage]
Notlage [missliche Lage] {f} benarde toestand {m} [missliche Lage]
Notlage (n) [missliche Lage] {f} benarde toestand (n) {m} [missliche Lage]
Notlage (n) [difficult position] {f} in het nauw (n) [difficult position] (n)

DE NL Vertalingen voor sein

Sein (n) [the state of being, existing, or occurring] {n} voorkomen (n) {n} [the state of being, existing, or occurring]
Sein [Leben] {n} zijn {n} [Leben]
Sein (n) [Leben] {n} zijn (n) {n} [Leben]
Sein [Leben] {n} bestaan {n} [Leben]
Sein (n) [Leben] {n} bestaan (n) {n} [Leben]
Sein (n) [the state of being, existing, or occurring] {n} bestaan (n) {n} [the state of being, existing, or occurring]
Sein (n conj) [the state or fact of existence] {n} bestaan (n conj) {n} [the state or fact of existence]
Sein [Leben] {n} leven {n} [Leben]
Sein (n) [Leben] {n} leven (n) {n} [Leben]