NL DE Nederlands Duits vertalingen voor het bewijs geven van
Zoek woord het bewijs geven van heeft eén resultaat
Ga naar
NL | Nederlands | DE | Duits | |
---|---|---|---|---|
het bewijs geven van (v) [algemeen] | beweisen (v) [algemeen] |
NL DE Vertalingen voor het
het (n v abbr) [work, suffice] | reichen (n v abbr) [work, suffice] | |||
het (article adv) [article] | das (article adv) [article] | |||
het (o) [bepaald lidwoord] | das (o) [bepaald lidwoord] | |||
het (article adv) [article] | der (article adv) [article] | |||
het (o) [bepaald lidwoord] | der (o) [bepaald lidwoord] | |||
het (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] | der (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] | |||
het (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] | der (article adv) [used with the name of a member of a class to refer to all things in that class] | |||
het (article adv) [with a superlative] | der (article adv) [with a superlative] | |||
het (article adv) [article] | die (article adv) [article] | |||
het (o) [bepaald lidwoord] | die (o) [bepaald lidwoord] |
NL DE Vertalingen voor bewijs
bewijs (n) [teken] {n} | Zeichen (n) {n} [teken] | |||
bewijs (n) {n} | Beweis (n) {m} | |||
bewijs (n) [algemeen] {n} | Beweis (n) {m} [algemeen] | |||
bewijs (n v) [facts presented in support of an assertion] {n} | Beweis (n v) {m} [facts presented in support of an assertion] | |||
bewijs (n) [feiten] {n} | Beweis (n) {m} [feiten] | |||
bewijs (n) [rechten] {n} | Beweis (n) {m} [rechten] | |||
bewijs (n) [teken] {n} | Beweis (n) {m} [teken] | |||
bewijs (n) [theorie] {n} | Beweis (n) {m} [theorie] | |||
bewijs (n) [document] {n} | Urkunde (n) {f} [document] | |||
bewijs (n) [document] {n} | Genehmigung (n) {f} [document] |
NL DE Vertalingen voor geven
geven (v n) [transfer the possession of something to someone else] | abgeben (v n) [transfer the possession of something to someone else] | |||
geven (v) [wiskunde] | lassen (v) [wiskunde] | |||
geven (v) [voldoening] | beibringen (v) [voldoening] | |||
geven (v) [landbouw] | tragen (v) [landbouw] | |||
geven (v) [voorwerp] | reichen (v) [voorwerp] | |||
geven (v) [voorwerpen] | reichen (v) [voorwerpen] | |||
geven (v) | geben (v) | |||
geven (v) [algemeen] | geben (v) [algemeen] | |||
geven (v) [geschenk] | geben (v) [geschenk] | |||
geven (v) [overhandigen] | geben (v) [overhandigen] |
NL DE Vertalingen voor van
van (o) [algemeen] | zu (o) [algemeen] | |||
van (o) [algemeen] | für (o) [algemeen] | |||
van (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] | vor (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] | |||
van (v prep) [be the property of] | gehören (v prep) [be the property of] | |||
van (o) [boeken] | durch (o) [boeken] | |||
van (n) | von (n) | |||
van (o) [bezit] | von (o) [bezit] | |||
van (o) [boeken] | von (o) [boeken] | |||
van (o) [oorsprong] | von (o) [oorsprong] | |||
van (o) [plaats] | von (o) [plaats] |