Zoek woord bestand zijn tegen heeft 4 resultaten
Ga naar
NL Nederlands DE Duits
bestand zijn tegen (v) [ziekte] Abwehrkräfte haben (v) [ziekte]
bestand zijn tegen (v) [gebruik] standhalten (v) [gebruik]
bestand zijn tegen (v) [kracht] standhalten (v) [kracht]
bestand zijn tegen (v) [gebruik] aushalten (v) [gebruik]

NL DE Vertalingen voor bestand

bestand (n) {n} Bestand (n) {m} (m)
bestand (n v) [computer terminology] {n} Datei (n v) {f} [computer terminology]
bestand (n) [gegevensverwerking] {n} Datei (n) {f} [gegevensverwerking]
bestand (a) [geneeskunde] {n} immun (a) [geneeskunde]
bestand (a) [materiaal] {n} -beständig (a) [materiaal]
bestand (a) [geneeskunde] {n} resistent (a) [geneeskunde]
bestand (a) [geneeskunde] {n} wiederstandsfähig (a) [geneeskunde]
bestand (a) [materiaal] {n} widerstandsfähig (a) [materiaal]
bestand (n) [militair] {n} Waffenruhe (n) {f} [militair]
bestand (n) [militair] {n} Waffenstillstand (n) {m} [militair]

NL DE Vertalingen voor zijn

zijn (v) {n} geben (v)
zijn (n) [bestaan] {n} Leben (n) {n} [bestaan]
zijn (n) [bestaan] {n} Sein (n) {n} [bestaan]
zijn (v) [filosofie] {n} existieren (v) [filosofie]
zijn (n) [filosofie] {n} Dasein (n) {n} [filosofie]
zijn {n} befinden (sich)
zijn (n) {n} sein (n)
zijn (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs] {n} sein (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs]
zijn (v) [algemeen] {n} sein (v) [algemeen]
zijn (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} sein (a) [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.]

NL DE Vertalingen voor tegen

tegen (particle prep adv) [used to indicate ratios] zu (particle prep adv) [used to indicate ratios]
tegen (prep adv adj n) [not later than] bis (prep adv adj n) [not later than]
tegen (o) [tijd] vor (o) [tijd]
tegen (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] vor (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of]
tegen (n) gegen (n)
tegen (prep) [against] gegen (prep) [against]
tegen (o) [algemeen] gegen (o) [algemeen]
tegen (o) [contra] gegen (o) [contra]
tegen (prep conj) [in a contrary direction to] gegen (prep conj) [in a contrary direction to]
tegen (conj prep) [in opposition to] gegen (conj prep) [in opposition to]