Zoek woord arm machen heeft 6 resultaten
DE Duits NL Nederlands
arm machen [Leute] verarmen [Leute]
arm machen (v) [Leute] verarmen (v) [Leute]
arm machen [Leute] arm maken [Leute]
arm machen (v) [Leute] arm maken (v) [Leute]
arm machen [Leute] behoeftig maken [Leute]
DE Duits NL Nederlands
arm machen (v) [Leute] behoeftig maken (v) [Leute]

DE NL Vertalingen voor arm

arm [Armut] misdeeld [Armut]
arm (a) [Armut] misdeeld (a) [Armut]
arm [Armut] arm {m} [Armut]
arm (a) [Armut] arm (a) {m} [Armut]
arm [Person] arm {m} [Person]
arm (a) [Person] arm (a) {m} [Person]
arm [Armut] kansarm [Armut]
arm (a) [Armut] kansarm (a) [Armut]
arm [Person] ongelukkig [Person]
arm (a) [Person] ongelukkig (a) [Person]

DE NL Vertalingen voor machen

machen (v) [bestimmt] doen (v) [bestimmt]
machen (v) [Akt] doen (v) [Akt]
machen [Bett] opmaken [Bett]
machen (v) [Bett] opmaken (v) [Bett]
machen [reparieren] herstellen {n} [reparieren]
machen (v) [reparieren] herstellen (v) {n} [reparieren]
machen [reparieren] repareren {n} [reparieren]
machen (v) [reparieren] repareren (v) {n} [reparieren]
machen (n v) [to do something] handelen (n v) [to do something]
machen [Akt] nemen [Akt]

Duits Nederlands vertalingen

DE Synoniemen voor arm machen NL Vertalingen
erleichtern [übervorteilen] opluchten
plündern [übervorteilen] leegplunderen
missbrauchen [übervorteilen] misbruiken
ausbeuten [übervorteilen] uitbuiten
nützen [übervorteilen] baten
ausziehen [übervorteilen] rekken
betrügen [übervorteilen] oplichten
ruinieren [übervorteilen] ruïneren
rupfen [übervorteilen] pluimen
ausnehmen [übervorteilen] uithalen
aussaugen [übervorteilen] uitzuigen
prellen [übervorteilen] oplichten
ausrauben [übervorteilen] leegplunderen
begaunern [übervorteilen] oplichten
übers Ohr hauen [übervorteilen] bestelen
stehlen [berauben] stelen {n}
klauen [berauben] stelen {n}
mitnehmen [berauben] meenemen
rauben [berauben] stelen {n}
entreißen [berauben] loswrikken uit