Zoek woord zich uitspreken voor heeft eén resultaat
Ga naar
NL Nederlands SV Zweeds
zich uitspreken voor (v) [rechten] uttala sig för (v) [rechten]

NL SV Vertalingen voor zich

zich (v) [survive; to do well enough] klara sig (v) [survive; to do well enough]
zich (v) [to seize power] tillskansa sig (v) [to seize power]
zich (n v) [put on clothes] ta på sig (n v) [put on clothes]
zich (v n) [make a firm decision] besluta (v n) [make a firm decision]
zich (o) [wederkerend vnw. - enk.] er (o) [wederkerend vnw. - enk.]
zich (o) [wederkerend vnw. - enk. - beleefd] er (o) [wederkerend vnw. - enk. - beleefd]
zich (o) [wederkerend voornaamwoord] er (o) [wederkerend voornaamwoord]
zich (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.] er (o) [wederkerend voornaamwoord - mv.]
zich (o) [wederkerend voornaamwoord - mv. - beleefd] er (o) [wederkerend voornaamwoord - mv. - beleefd]
zich (o) [wederkerend vnw. - enk.] eder (o) [wederkerend vnw. - enk.]

NL SV Vertalingen voor uitspreken

uitspreken (n) [woorden] {n} uttalande (n) {n} [woorden]
uitspreken (v) [woorden] {n} artikulera (v) [woorden]
uitspreken (v) [woorden] {n} uttala (v) [woorden]
uitspreken (v) [woorden] {n} tala tydligt (v) [woorden]

NL SV Vertalingen voor voor

voor (o) [algemeen] {m} för (o) [algemeen]
voor (conj prep) [directed at, intended to belong to] {m} för (conj prep) [directed at, intended to belong to]
voor (o) [prijs] {m} för (o) [prijs]
voor (o) [ruil] {m} för (o) [ruil]
voor (conj prep) [supporting] {m} för (conj prep) [supporting]
voor (particle prep adv) [used to indicate purpose] {m} för (particle prep adv) [used to indicate purpose]
voor (o) [algemeen] {m} till (o) [algemeen]
voor (o) [plaats] {m} till (o) [plaats]
voor (o) [ruil] {m} till (o) [ruil]
voor (o) [tijd] {m} till (o) [tijd]