Woxikon / Woordenboek / Nederlands Zweeds / U / uitbreiden

NL SV Nederlands Zweeds vertalingen voor uitbreiden

Zoek woord uitbreiden heeft 38 resultaten
Ga naar Nederlands » Zweeds
NL Nederlands SV Zweeds
uitbreiden (v) [algemeen] bredda (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [grootte] förstärka (v) [grootte]
uitbreiden (v) [kennis] förstärka (v) [kennis]
uitbreiden (v) [vergroten] förstärka (v) [vergroten]
uitbreiden (n) [(intransitive) to take up a larger area, expand] sprida (n) [(intransitive) to take up a larger area, expand]
NL Nederlands SV Zweeds
uitbreiden (n) [to stretch out, expand] sprida (n) [to stretch out, expand]
uitbreiden (v) [(transitive) to change from a smaller form/size to a larger one] utveckla (v) [(transitive) to change from a smaller form/size to a larger one]
uitbreiden (v) [algemeen] utveckla (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [grootte] utveckla (v) [grootte]
uitbreiden (v) [kennis] utveckla (v) [kennis]
uitbreiden (v) [algemeen] förstärka (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [grootte] bredda (v) [grootte]
uitbreiden (v) [kennis] bredda (v) [kennis]
uitbreiden (v) [(transitive) to increase the extent, number, volume or scope of'] vidga (v) [(transitive) to increase the extent, number, volume or scope of']
uitbreiden (v) [algemeen] vidga (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [grootte] vidga (v) [grootte]
uitbreiden (v) [kennis] vidga (v) [kennis]
uitbreiden (n) [to stretch out, expand] vidga (n) [to stretch out, expand]
uitbreiden (v) [(transitive) to change from a smaller form/size to a larger one] utbreda (v) [(transitive) to change from a smaller form/size to a larger one]
uitbreiden (v) [(transitive) to increase the extent, number, volume or scope of'] expandera (v) [(transitive) to increase the extent, number, volume or scope of']
uitbreiden (v) [grootte] öka (v) [grootte]
uitbreiden (v) [kennis] öka (v) [kennis]
uitbreiden (v) [vergroten] öka (v) [vergroten]
uitbreiden (v) [improve something by adding features] förbättra (v) [improve something by adding features]
uitbreiden (v) [algemeen] förstora (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [grootte] förstora (v) [grootte]
uitbreiden (v) [kennis] förstora (v) [kennis]
uitbreiden (v) [vergroten] förstora (v) [vergroten]
uitbreiden (v) [(transitive) to change from a smaller form/size to a larger one] öppna (v) [(transitive) to change from a smaller form/size to a larger one]
uitbreiden (v) [algemeen] öka (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [algemeen] expandera (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [grootte] expandera (v) [grootte]
uitbreiden (v) [kennis] expandera (v) [kennis]
uitbreiden (v) [(transitive) to increase the extent, number, volume or scope of'] utvidga (v) [(transitive) to increase the extent, number, volume or scope of']
uitbreiden (v) [algemeen] utvidga (v) [algemeen]
uitbreiden (v) [grootte] utvidga (v) [grootte]
uitbreiden (v) [kennis] utvidga (v) [kennis]
uitbreiden (v) [vergroten] utvidga (v) [vergroten]
NL Synoniemen voor uitbreiden SV Vertalingen
verlengen [doortrekken] n extend
vergroten [uitleggen] enhance
uitwerken [ontwikkelen] calculate
uitbouwen [ontwikkelen] enlarge
vermeerderen [uitbouwen] accumulate
uitstrekken [openslaan] reach out