Zoek woord Slag op het Merelveld heeft eén resultaat
Ga naar

NL SV Vertalingen voor slag

slag (n v) [a battle; a fight; a struggle for victory] {m} strid (n v) [a battle; a fight; a struggle for victory] (u)
slag (n v) [a battle; a fight; a struggle for victory] {m} slag (n v) {n} [a battle; a fight; a struggle for victory]
slag (v n) [act of striking or hitting] {m} slag (v n) {n} [act of striking or hitting]
slag (n v) [act of striking with a weapon] {m} slag (n v) {n} [act of striking with a weapon]
slag (n) [algemeen] {m} slag (n) {n} [algemeen]
slag (n) [beweging] {m} slag (n) {n} [beweging]
slag (v n) [damaging occurrence] {m} slag (v n) {n} [damaging occurrence]
slag (n) [geluid] {m} slag (n) {n} [geluid]
slag (adj v n) [general action, fight, or encounter; a combat] {m} slag (adj v n) {n} [general action, fight, or encounter; a combat]
slag (n) [gevecht] {m} slag (n) {n} [gevecht]

NL SV Vertalingen voor op

op (adj v) [being exhausted or fully spent] slut (adj v) {n} [being exhausted or fully spent]
op (o) [dimensie] för (o) [dimensie]
op (o) [ter ere van] för (o) [ter ere van]
op (o) [voorzetsel] för (o) [voorzetsel]
op (o) [wakker] för (o) [wakker]
op (adv prep adj n v) [standing] upp (adv prep adj n v) [standing]
op (o) [dimensie] gånger (o) [dimensie]
op (o) [ter ere van] gånger (o) [ter ere van]
op (o) [voorzetsel] gånger (o) [voorzetsel]
op (o) [wakker] gånger (o) [wakker]

NL SV Vertalingen voor het

het (article adv) [article] det (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] det (o) [bepaald lidwoord]
het (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] det (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]
het (o) [persoonlijk vnw. - onderwerp] det (o) [persoonlijk vnw. - onderwerp]
het (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] det (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
het (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts] det (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts]
het (article adv) [with a superlative] det (article adv) [with a superlative]
het (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”] det (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”]
het (article adv) [article] den (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] den (o) [bepaald lidwoord]