Zoek woord samenvallen heeft 7 resultaten
NL Nederlands SV Zweeds
samenvallen (n) [tijd] {n} sammanfall (n) {n} [tijd]
samenvallen (v) [to correspond] {n} överensstämma (v) [to correspond]
samenvallen (n) [plaats] {n} sammanfallande (n) {n} [plaats]
samenvallen (v) [terzelfder tijd gebeuren] {n} sammanfalla (v) [terzelfder tijd gebeuren]
samenvallen (v) [to occur at the same time] {n} sammanfalla (v) [to occur at the same time]
NL Nederlands SV Zweeds
samenvallen (v) [terzelfder tijd gebeuren] {n} sammanträffa (v) [terzelfder tijd gebeuren]
samenvallen (v) [terzelfder tijd gebeuren] {n} hända samtidigt (v) [terzelfder tijd gebeuren]