Zoek woord Oorsprong van het leven heeft eén resultaat
Ga naar

NL SV Vertalingen voor oorsprong

oorsprong (n) [algemeen] {m} ursprung (n) {n} [algemeen]
oorsprong (n) [begin] {m} ursprung (n) {n} [begin]
oorsprong (n) [begin] {m} förspel (n) {n} [begin]
oorsprong (n) [the origin, start, or point at which something comes into being] {m} uppkomst (n) [the origin, start, or point at which something comes into being] (u)
oorsprong (n) [the origin, start, or point at which something comes into being] {m} tillblivelse (n) [the origin, start, or point at which something comes into being] (u)

NL SV Vertalingen voor van

van (o) [algemeen] för (o) [algemeen]
van (o) [algemeen] till (o) [algemeen]
van (o) [bezit] (o) [bezit]
van (o) [boeken] (o) [boeken]
van (o) [oorsprong] (o) [oorsprong]
van (o) [plaats] (o) [plaats]
van (o) [tijd] (o) [tijd]
van (o) [bezit] av (o) [bezit]
van (o) [boeken] av (o) [boeken]
van (o) [materiaal] av (o) [materiaal]

NL SV Vertalingen voor het

het (article adv) [article] det (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] det (o) [bepaald lidwoord]
het (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] det (o) [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]
het (o) [persoonlijk vnw. - onderwerp] det (o) [persoonlijk vnw. - onderwerp]
het (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention] det (article adv) [stressed, indicating that the object in question is the only one worthy of attention]
het (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts] det (article adv) [used as an alternative to a possessive pronoun before body parts]
het (article adv) [with a superlative] det (article adv) [with a superlative]
het (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”] det (article adv) [with an adjectival noun, as in “the hungry” to mean “hungry people”]
het (article adv) [article] den (article adv) [article]
het (o) [bepaald lidwoord] den (o) [bepaald lidwoord]

NL SV Vertalingen voor leven

leven (n) [algemeen] {n} liv (n) {n} [algemeen]
leven (n) [zijn] {n} liv (n) {n} [zijn]
leven (v) [persoon] {n} bo (v) [persoon]
leven (v) [verblijfplaats] {n} bo (v) [verblijfplaats]
leven (v) [persoon] {n} vara bosatt (v) [persoon]
leven (v) [verblijfplaats] {n} vara bosatt (v) [verblijfplaats]
leven (v) [persoon] {n} leva (v) [persoon]
leven (v) [verblijfplaats] {n} leva (v) [verblijfplaats]