Zoek woord net op tijd heeft 2 resultaten
Ga naar
NL Nederlands SV Zweeds
net op tijd (o) [tijd] i rätta ögonblicket (o) [tijd]
net op tijd (o) [tijd] i grevens tid (o) [tijd]

NL SV Vertalingen voor net

net (a) [persoon] {n} prydlig (a) [persoon]
net (a) [uiterlijk] {n} prydlig (a) [uiterlijk]
net (a) [persoon] {n} snygg (a) [persoon]
net (a) [uiterlijk] {n} snygg (a) [uiterlijk]
net (a) [persoon] {n} vårdad (a) [persoon]
net (a) [uiterlijk] {n} vårdad (a) [uiterlijk]
net (o) [algemeen] {n} knappt (o) [algemeen]
net (o) [nauwelijks] {n} knappt (o) [nauwelijks]
net (o) [tijd] {n} just (o) [tijd]
net (o) [algemeen] {n} några (o) [algemeen]

NL SV Vertalingen voor op

op (adj v) [being exhausted or fully spent] slut (adj v) {n} [being exhausted or fully spent]
op (o) [dimensie] för (o) [dimensie]
op (o) [ter ere van] för (o) [ter ere van]
op (o) [voorzetsel] för (o) [voorzetsel]
op (o) [wakker] för (o) [wakker]
op (adv prep adj n v) [standing] upp (adv prep adj n v) [standing]
op (o) [dimensie] gånger (o) [dimensie]
op (o) [ter ere van] gånger (o) [ter ere van]
op (o) [voorzetsel] gånger (o) [voorzetsel]
op (o) [wakker] gånger (o) [wakker]

NL SV Vertalingen voor tijd

tijd (n v) [particular period of time in history] {m} ålder (n v) [particular period of time in history] (u)
tijd (n v) [particular period of time in history] {m} era (n v) [particular period of time in history] (u)
tijd (n v) [particular period of time in history] {m} tid (n v) [particular period of time in history] (u)
tijd (n) [algemeen] {m} tempus (n) {n} [algemeen]
tijd (n) [duur] {m} tempus (n) {n} [duur]
tijd (n) [horloge] {m} tempus (n) {n} [horloge]
tijd (n) [linguïstiek] {m} tempus (n) {n} [linguïstiek]
tijd (n adj v) [verb forms distinguishing time] {m} tempus (n adj v) {n} [verb forms distinguishing time]
tijd (int n v) [particular moment or hour] {m} dags (int n v) [particular moment or hour]